Informatie over wettelijke bescherming
Veel gestelde vragen
Om de kwaliteit van onze leefomgeving te kunnen bewaren dient de natuur in Nederland beschermd te worden. Alleen zo kunnen mensen, dieren en planten ook in de toekomst duurzaam samenleven. Ecosystemen zijn complexe en gevoelige systemen. Kleine ingrepen kunnen grote nadelige gevolgen hebben. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de wettelijke bescherming van onze natuur best wel ingewikkeld is. De regels zijn echter noodzakelijk om dieren en planten (soorten) en de gebieden waarin ze leven (habitats) te kunnen beschermen. In Nederland zijn de regels met betrekking tot natuuractiviteiten vastgelegd in de Omgevingswet. Deze regels vormen een combinatie van Europese wetten en aanvullende Nederlandse wetgeving. Het is belangrijk om te beseffen dat al deze regels zijn opgesteld om onze kwetsbare natuur te beschermen en een verdere teruggang te voorkomen.
De op 1 januari 2024 in werking getreden Omgevingswet vervangt 26 wetten, waaronder de Wet Natuurbescherming. De Omgevingswet is opgezet als een eenvoudige wet voor handelingen in de fysieke leefomgeving. Wet- en regelgeving zijn in deze wet gebundeld voor bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht en natuur en landschap. Bij de overgang van de Wet Natuurbescherming naar de Omgevingswet zouden er geen verslechteringen moeten ontstaan voor natuur en landschap; de overgang zou ‘beleidsneutraal’ moeten zijn. De Omgevingswet vormt een samenhangend geheel met andere wetten en besluiten, waaronder het Omgevingsbesluit, de Omgevingsregeling, het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Via een elektronisch loket kunnen vergunningsaanvragen worden ingediend.
De Habitatrichtlijn is een in 1992 vastgestelde richtlijn van de Europese Unie. De habitatrichtlijn heeft als doel de biologische diversiteit te waarborgen door het in een gunstige staat behouden of herstellen van natuurlijke habitats en van wilde dier- en plantensoorten. De bescherming die deze richtlijn biedt, heeft dus betrekking op zowel soorten als de omgeving waarin zij leven. De Europese gebieden die op grond van de Habitat- en Vogelrichtlijn zijn aangewezen noemen we Natura 2000-gebieden. Dit zijn natuurgebieden die een cruciale rol vervullen voor het behoud van de biodiversiteit.
De Vogelrichtlijn is een in 1979 vastgestelde richtlijn van de Europese Unie. Het doel is de bescherming, het beheer en de regulering van de in de lidstaten voorkomende vogels. De bescherming van soorten die onder de vogelrichtlijn vallen en het aanwijzen van beschermde gebieden is vastgelegd in de Omgevingswet. Voor een uitleg over de werking van de Omgevingswet met betrekking tot vogels verwijzen we naar de uitleg over wetgeving bij Vogelbescherming Nederland.
Naast de Omgevingswet en de Habitatrichtlijn zijn zoogdieren nog in andere internationale verdragen beschermd. Zo ziet het beschermingsregime van het CITES-verdrag erop toe dat het verhandelen van plant- en diersoorten niet leidt tot het uitsterven van deze soorten. De Bonn-conventie voorziet in het behoud van (met name bedreigde) trekkende diersoorten, met daaruit voortvloeiend het Bats Agreement (ook bekend als Eurobats) met als doel de bescherming van de in Europa voorkomende vleermuizen. Het trilaterale Wadden Sea Seals verdrag tussen Denemarken, Duitsland en Nederland heeft als doel een gunstige staat van instandhouding van de gewone zeehond te bereiken en te behouden in de Noordzee.
De habitatrichtlijn kent verschillende gradaties van bescherming. Dit worden bijlagen genoemd. Zoogdieren opgenomen in bijlage IV en bijlage V van de Habitatrichtlijn zijn altijd beschermd, ongeacht waar de dieren zich bevinden. Voor zoogdieren genoemd in bijlage II moeten beschermde leefgebieden aangewezen worden indien de soort hier aanwezig is en het gebruik van wezenlijk belang is voor de soort.
Voorbeelden:
- Alle vleermuizen zijn beschermd onder in ieder geval bijlage IV, voor een aantal ook bijlage II.
- Bever (bijlage II en IV)
- Bruinvis (bijlage II en IV)
- Goudjakhals (bijlage V)
- Noordse woelmuis (bijlage II en IV)
- Otter (bijlage II en IV)
- Wolf (bijlage IV)
De volgende zoogdieren vallen onder bijlage IX van het Besluit activiteiten leefomgeving: ware muizen, woelmuizen en spitsmuizen m.u.v zwarte en bruine rat en huismuis, das, boommarter, steenmarter, bunzing, wezel en hermelijn, damhert, edelhert, ree, en wild zwijn, haas en konijn, eekhoorn, egel, eikelmuis, gewone zeehond en grijze zeehond en vos.
De Rode Lijst is een publicatie van de rijksoverheid waarin gesignaleerd wordt hoe het gaat met planten en dieren: welke soorten zijn bedreigd (of zelfs verdwenen) en welke niet. Deze pagina biedt meer informatie.
De wettelijke bescherming van zoogdieren heeft tot doel deze in een gunstige staat van instandhouding (GSvI) te krijgen en te behouden. Indien dit het geval is, dan kan de wettelijke bescherming soepeler toegepast worden. Vergunningen worden verleend zolang deze niet aan de gunstige staat van instandhouding tornen. Deze pagina biedt meer informatie.
Sommige activiteiten kunnen gevolgen hebben voor dieren en planten in het wild. Dat zijn flora- en fauna-activiteiten. De Omgevingswet geeft regels over flora- en fauna-activiteiten om soorten te beschermen. Door deze brede formulering van een flora- en fauna-activiteit is het bij activiteiten in de fysieke leefomgeving nodig om te controleren of:
- er soorten aanwezig zijn
- welke soorten dat zijn
Dit geldt dus voor uiteenlopende activiteiten. Bijvoorbeeld bij het realiseren van een windturbine, het plaatsen van een dakkapel of het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek naar dieren of planten. Er zijn maar weinig activiteiten waarbij vooraf al is uit te sluiten dat ze een flora- en fauna-activiteit tot gevolg hebben.
Sommige activiteiten kunnen gevolgen hebben voor dieren en planten in het wild. Die activiteiten noemen we flora- en fauna-activiteiten. Het Besluit activiteiten leefomgeving bevat in artikel 11.46 en 11.47 een aantal verboden handelingen die van toepassing zijn op soorten genoemd in bijlage IV, onder a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het verdrag van Bern of bijlage I bij het verdrag van Bonn. De wet verbiedt onder andere:
a. het in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk doden of opzettelijk vangen van in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onder a, bij de habitatrichtlijn, bijlage II bij het verdrag van Bern of bijlage I bij het verdrag van Bonn;
b. het opzettelijk verstoren van dieren als bedoeld onder a;
c. het in de natuur opzettelijk vernielen of rapen van eieren van dieren als bedoeld onder a;
d. het beschadigen of vernielen van de voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld onder a.
De Omgevingswet bevat een algemene zorgplicht. Dit houdt in dat overheden, bedrijven én burgers verantwoordelijk zijn voor een veilige en gezonde leefomgeving. En dus niet alleen de overheid. Deze algemene zorgplicht is niet van toepassing als er specifieke decentrale of rijksregels zijn. Zoals een specifieke zorgplicht. Zie artikel 1.8 Omgevingswet. Naast de algemene zorgplicht is in de Omgevingswet ook een algemeen verbod opgenomen (artikel 1.7a Omgevingswet). Het is verboden om een activiteit te verrichten of na te laten als daardoor aanzienlijke nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving (dreigen te) ontstaan. Bijvoorbeeld een milieuverontreiniging die aanzienlijke schade aan de kwaliteit van lucht, bodem of water veroorzaakt.
Bron: iplo.nl
Een specifieke zorgplicht verbiedt handelingen waarvan iedereen zou moeten weten dat ze niet door de beugel kunnen. In het algemeen zal iemand een specifieke zorgplicht niet overtreden als hij een activiteit op de gebruikelijke manier uitvoert. Een handeling valt onder een specifieke zorgplicht als degene die de activiteit verricht weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die handeling nadelige gevolgen kan hebben voor de fysieke leefomgeving. Ook iets nalaten kan onder de specifieke zorgplicht vallen. Bij het artikel in het Bal over een specifieke zorgplicht staat meestal een verplichting in drie stappen. Degene die een activiteit verricht is verplicht:
- Alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen.
- Voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
- Als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.
Het gaat hier om een 'voorkeursvolgorde'. Optie 1 is beter dan optie 2 en 3. Optie 3 is het laatste redmiddel. In optie 1 en optie 3 staat 'redelijkerwijs' en in optie 2 'zoveel mogelijk'. Een specifieke zorgplicht vraagt dus niet het onmogelijke van iemand. Ook mag het bevoegd gezag geen maatregelen van de ondernemer eisen waarbij de kosten of inspanningen niet in verhouding staan tot de winst voor de fysieke leefomgeving.
Bron: iplo.nl
Onderstaande informatie is afkomstig van de website van rvo.nl:
U volgt het stappenplan op deze pagina. Voor veel van deze stappen kunt u hulp vragen van een ecologisch deskundige. Hoeft u geen omgevingsvergunning aan te vragen? Dan mag u uw werkzaamheden gaan uitvoeren.
Stappenplan voor werkzaamheden met of zonder omgevingsvergunning
Leiden de stappen 1 tot en met 4 niet tot een vrijstelling? Dan heeft u een omgevingsvergunning nodig om uw werkzaamheden uit te mogen voeren.
- Stap 1: Onderzoek of er beschermde soorten aanwezig zijn
- Stap 2: Onderzoek of uw activiteit schade aanricht
- Stap 3: Neem maatregelen om schade te voorkomen
- Stap 4: Gebruik een gedragscode bij dezelfde werkzaamheden
Stap 1
U laat een ecologisch deskundige onderzoek doen naar beschermde soorten op de locatie van uw activiteit. De beschermde soorten zijn verdeeld in:
- vogels
- Europese soorten
- Nationale soorten
Wilt u weten welke Europese en Nationale soorten beschermd zijn? U zoekt daarvoor op de website van het Nederlands Soortenregister naar (delen) van de naam van een soort. Zijn er wel beschermde soorten en veroorzaakt uw activiteit misschien schade aan deze soorten? Ga dan verder met stap 2.
Stap 2
Ga na of uw werkzaamheden schadelijk zijn voor de aanwezige beschermde soorten. U vraagt een ecologisch deskundige om dit te onderzoeken. Bij uw werkzaamheden moet u bijvoorbeeld rekening houden met deze punten:
- U mag bomen alleen kappen buiten het broedseizoen van vogels. Beschermde soorten zullen hier dan minder last van hebben. Ook doet u onderzoek naar andere planten of dieren die in de bomen leven.
- U mag spouwmuren alleen slopen als er geen beschermde dier- of plantensoorten aanwezig zijn. Dit moet u (laten) onderzoeken. Zo kunnen er bijvoorbeeld vleermuizen in de spouwen leven.
Zijn er geen schadelijke gevolgen voor beschermde dieren of planten? Dan hoeft u geen omgevingsvergunning aan te vragen. Houd daarbij wel rekening met de zorgplicht. Dit betekent dat u altijd respectvol moet omgaan met de natuur. En dat u zich zoveel mogelijk inzet om deze zo min mogelijk te verstoren.
Zijn er wel schadelijke gevolgen? Dan moet u een vervolgonderzoek laten uitvoeren door een deskundige. Ga door naar stap 3.
Stap 3
Vaak kunt u schade door werkzaamheden voorkomen door van tevoren al maatregelen te nemen. Dit noemen we mitigerende maatregelen. Deze voorkomen of verzachten de negatieve gevolgen voor beschermde soorten. Denk voor beschermde dieren bijvoorbeeld aan het vermijden van broedplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen. Voorbeelden van maatregelen bij beschermde planten zijn het afzetten of vermijden van de groeiplaats. Een ecologisch deskundige helpt u om de maatregelen uit te voeren.
Wilt u weten welke maatregelen u het beste kunt nemen om diersoorten te beschermen? Op de website van BIJ12 vindt u in Kennisdocumenten Soorten Natuurbescherming verschillende maatregelen per diersoort.
Voorkomt u met de maatregelen alle schadelijke gevolgen? Dan hoeft u geen omgevingsvergunning aan te vragen.
Stap 4
Voert u vaker dezelfde of voorspelbare werkzaamheden uit? En zijn deze schadelijk voor beschermde soorten? Dan vallen deze misschien onder de vrijstelling van een gedragscode. In een gedragscode staat hoe u uw activiteiten moet uitvoeren. Deze mogen namelijk geen negatieve invloed hebben op beschermde flora en fauna en de beschermde oppervlakte aan bos.
Op Overzicht gedragscodes vindt u alle gedragscodes in ontwerp en goedgekeurde gedragscodes. Op de website van IPLO leest u meer over gedragscodes.
Gedragscodes zorgen ervoor dat het verrichten van flora- en fauna-activiteiten geen invloed heeft op flora, fauna of de waarde van bossen. Een gedragscode kan leiden tot vrijstelling van de vergunningplicht of meldingsplicht.
Het opstellen van een gedragscode vindt in de praktijk plaats door overheden of organisaties die vaak dezelfde activiteiten verrichten. De opsteller van een gedragscode legt deze voor aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland om te laten toetsen. Als de gedragscode akkoord is, dan zal de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de gedragscode aanwijzen in de Omgevingsregeling. Iedereen die aan de voorwaarden en handelingen in de gedragscode voldoet, kan gebruik maken van een aangewezen gedragscode. Dus niet alleen de partij die de gedragscode voorlegt om aan te laten wijzen in de Omgevingsregeling. In iedere gedragscode staat wie er gebruik van mag maken. Gedragscodes die nog onder de Wet natuurbescherming vallen, worden voor 1 januari 2025 omgezet naar de Omgevingswet.
Binnen de Omgevingswet worden drie gebiedstypen beschermd: Natura2000 gebieden, gebieden in het Nationaal Natuurnetwerk en overige gebieden (Bijzondere Provinciale Landschappen).
Een Natura 2000-gebied is een beschermd natuurgebied van Europees belang. Het aanwijzen van zo'n gebied is voor het beschermen van de leefgebieden van bepaalde dieren en planten en van bepaalde natuurlijke habitattypen. Bescherming is nodig voor het behoud van de biodiversiteit (soortenrijkdom) en om te voldoen aan de verplichtingen van de vogelrichtlijn en habitatrichtlijn. Alle Natura 2000-gebieden samen vormen een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. Dat netwerk heet Natura 2000 (verwijst naar een andere website).
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en het omringende agrarisch gebied. Gedeputeerde Staten stellen het NNN vast in een provinciale verordening. Natura 2000-gebieden maken veelal deel uit van het NNN. In provinciale verordeningen is vastgelegd wat de ‘wezenlijke kenmerken en waarden’ of ‘kernkwaliteiten’ zijn van de NNN-gebieden. De verordeningen geven ook aan of en onder welke voorwaarden plannen of projecten mogelijk zijn binnen of nabij de NNN-gebieden.
Meer informatie over Natuurnetwerk Nederland: Natuurnetwerk Nederland | Natuur en biodiversiteit | Rijksoverheid.nl
Gedeputeerde Staten kunnen gebieden gelegen buiten het Natuurnetwerk Nederland aanwijzen die van provinciaal belang zijn vanwege hun natuurwaarden of landschappelijke waarden, met inachtneming van hun cultuurhistorische kenmerken. Deze gebieden worden aangeduid als of ‘Bijzondere Provinciale Landschappen’. In provinciale verordeningen is vastgelegd wat de ‘wezenlijke kenmerken en waarden’ of ‘kernkwaliteiten’ zijn van de overige gebieden. De verordeningen geven ook aan of en onder welke voorwaarden plannen of projecten mogelijk zijn binnen of nabij de overige gebieden. Op de websites van de provincies kunt u hier meer informatie over vinden.