Egel

Egels (Erinaceus europaeus), met hun stekels op de rug en de kop, zijn onmiskenbaar en niet te verwarren met enig ander inheems zoogdier. Egels komen algemeen in heel Nederland voor. Ze leven ook in de bebouwde omgeving, waar ze ’s avonds en ’s nachts in parken en tuinen zijn te vinden. Van de inheemse insecteneters houdt de egel als enige een echte winterslaap.
Uiterlijke kenmerken
De egel is onmiskenbaar door de stekels op de rug en de bovenzijde van de kop. Een volwassen egel heeft tussen de 5000 en 8000 stekels van 2 tot 3 cm lang. Waar stekels ontbreken, is de huid bedekt met vrij stugge haren die op de buikzijde geelwit tot bruin zijn. Een stekel gaat ongeveer een jaar mee, waarna hij uitvalt en wordt vervangen. De snuit en het gebied rond de ogen zijn vaak donker, waardoor een masker ontstaat.
Egels hebben een kringspier waarmee ze zich bij gevaar kunnen oprollen tot een bal en de stekels overeind kunnen zetten.
Afmetingen
Lengte kop-romp: 200-310 mm
Lengte staart: 20-45 mm
Gewicht: 300-1100 g
De grootte en het lichaamsgewicht zijn afhankelijk van leeftijd en geslacht; over het algemeen zijn volwassen mannetjes het grootst en het zwaarst.
Habitat
In onze streken leeft de egel in bijna alle landschappen, zolang er voldoende ondergroei aanwezig is en de bodem niet te nat is. Tuinen, bosranden, struweel en loofbos met ondergroei zijn goede leefgebieden. Egels komen ook in dorpen en steden voor, op plaatsen waar voldoende groen en schuilplaatsen aanwezig zijn.
Leefwijze
Egels zijn schemer- en nachtactief. Overdag slapen ze onder (braam)struiken of takkenbossen. Een groot deel van het jaar (november-december tot april-mei) zijn ze in winterslaap. Af en toe worden ze wakker, meestal voor enkele uren, soms enkele dagen. Tijdens de winterslaap daalt hun lichaamstemperatuur van circa 35 °C tot circa 10 °C en verliezen ze ongeveer 30 % van hun gewicht. Dat wordt in het voorjaar echter weer ruimschoots ingehaald.
Egels zijn verrassend snel en lenig. Ze kruipen door nauwe spleten en kunnen prima zwemmen.
Voedsel
Dankzij hun goede reukvermogen en gehoor weten egels allerlei ongewervelden, zoals kevers, rupsen, regenwormen, oorwurmen en naaktslakken op te sporen. Egels eten ook huisjesslakken (tot wel 40 per nacht) en eten in de regel het huisje ook op. Daarnaast eten ze ook kleine zoogdieren en amfibieën. Egels eten soms ook eieren. Ze likken de inhoud op nadat ze de schaal helemaal hebben stukgebeten. Omdat ze de inhoud niet gauw genoeg kunnen oplikken, blijven behalve eierschalen ook vaak delen van dooier of eiwit over. Nesten van bodembroeders die door egels zijn bezocht, blijven soms helemaal besmeurd achter. In de nazomer en herfst eten egels ook wel vruchten, zoals bessen, en paddenstoelen. Als ze tijdens hun nachtelijke tochten sterk ruikend aas of uitwerpselen tegenkomen, kunnen egels opgewonden raken en zich zelfs ermee insmeren. Wat hier de functie van is, is niet duidelijk.
Van een schoteltje melk raken egels aan de diarree.
Territorium en leefgebied
Egels zijn altijd alleen op stap en vormen geen vaste paartjes. Ze hebben geen territorium dat ze verdedigen tegen soortgenoten, maar wel hebben ze een min of meer vast leefgebied. Dat van mannetjes is groter (20-40 ha) dan dat van vrouwtjes (10-20 ha). Mannetjes hebben vaak meer nesten binnen hun leefgebied, vrouwtjes zijn honkvaster. Egels leggen per nacht enkele kilometers af.
Verblijfplaats
In de zomer slapen egels tussen bladeren of op de kale grond, onder dicht struikgewas, in holtes onder boomwortels, in composthopen of konijnenholen. Het nest voor de jongen ligt op een goed verborgen plek zoals in een compost-, takken- of puinhoop. Het winterslaapnest bestaat uit bladeren, gras en of mos en wordt op beschutte plaatsen gemaakt, tegen een schutting aan, in een schuur of in een takken- of composthoop, soms ook in konijnenholen. De afmeting van het winternest varieert; het kan een doorsnee tot een halve meter hebben. In de loop van de winter kunnen nesten humusachtig van structuur worden door aan elkaar klevende bladeren.
Voortplanting
De voortplantingstijd is van april-mei tot juli, soms tot september. Het paren duurt lang en gaat gepaard met veel geluid. Het kan uren duren voor het vrouwtje het mannetje toelaat. Het vrouwtje legt dan haar stekels plat. Na een draagtijd van circa vijf weken werpt het vrouwtje tussen juni en oktober gemiddeld ruim 5 (2-10) jongen. De jongen zijn dan nog blind. Na een paar uur verschijnen witte stekels. Binnen enkele weken worden deze vervangen door een tweede en derde generatie bruin-crème-kleurige stekels. Die stekels blijven ± 18 maanden zitten voordat ze geleidelijk vervangen worden. Na twee weken gaan de oogjes en oortjes open.
Na ongeveer drie weken verlaten de jongen 's nachts het nest en gaan ze met moeder mee. De jongen worden gezoogd tot ze zes weken oud zijn. Ze blijven bij elkaar om te overwinteren in het nest waarin ze zijn geboren. De moeder maakt voor zichzelf een nieuw winternest. In onze streken krijgen egels in het wild één nest per jaar. Het mannetje bemoeit zich niet met het grootbrengen van de jongen.
Leeftijd
Egels worden maximaal 5 tot 6 jaar oud, een enkele keer tot 10 jaar.
De egel is een wettelijk beschermde diersoort. Typerend gedrag is dat hij zicht oprolt bij gevaar en niet vlucht. Hierdoor vallen er slachtoffers in het verkeer. Maar ook door maaien of branden van vegetatie vallen slachtoffers, of doordat ze verstrikt raken in netten of rondslingerend afval, in onafgedekte putten vallen, verdrinken, vergiftigd raken, of doordat ze ondeskundig behandeld worden. Voor enkele van deze doodsoorzaken kan het aantal slachtoffers op relatief eenvoudige wijze worden beperkt. Bijvoorbeeld door geen afval te laten rondslingeren, of door hopen tuin-, tak- of bladafval niet in brand te steken zonder deze eerst op het voorkomen van egels te hebben gecontroleerd.
Egels kunnen in principe goed zwemmen, maar in vijvers of zwembaden met steile of gladde randen kunnen ze gemakkelijk verdrinken. Een plankje, omspannen met gaas, dat vervolgens schuin in de vijver wordt gezet, biedt uitkomst. Ook veeroosters, mestputten en andere gaten vormen een gevaar. Een egel is namelijk niet bang om te vallen omdat zijn stekelvacht als stootkussen werkt.
Egels in de tuin eten kevers, rupsen en slakken. Het gebruik van vergif is daarom gevaarlijk voor egels: deze stoffen hopen zich via het voedsel op in de egel, die er vervolgens dood aan kan gaan.
Egels zijn wilde dieren die zich hebben aangepast aan de menselijke leefomgeving. Ze zijn uitstekend in staat om voor zichzelf te zorgen. Vaak worden (jonge) egels onnodig of ondeskundig bijgevoerd of meegenomen. Bijvoeren is in principe niet nodig. Het goedbedoelde schoteltje (koe)melk kan zelfs voor spijsverteringsproblemen (diarree) zorgen en wordt daarom afgeraden. Teken, vlooien en andere parasieten zijn wel vervelend, maar wilde egels hebben ze bijna allemaal. Alleen als zeker is dat een egel echt hulp nodig heeft of veel pijn heeft, kan het nuttig zijn om het dier naar een egelopvangcentrum te brengen. Vaak is het verstandig om eerst telefonisch advies te vragen bij één van de informatielijnen van egelopvangcentra.
Een egel met schuim op de bek en vacht is niet ziek. Onbekend is waarom egels zich soms met dit schuimende speeksel insmeren.
Zicht
Op mooie zomeravonden is het met een beetje geluk goed mogelijk een egel te zien rondscharrelen. De egel verraadt zich vaak door geritsel en gesnuif. Een triestere ontmoeting is die met een doodgereden egel; het is één van de talrijkste verkeersslachtoffers onder de zoogdieren. Ook mensen die overdag buiten aan het werk zijn vinden soms egels. Vaak gaat het dan om dieren die op een goed verborgen plek de dag doorbrengen. Soms worden ook jonge dieren in een nest van blad of ander materiaal gevonden.
Het bezoek van egels zal toenemen als de tuin toegankelijk worden maakt, bijvoorbeeld via kleine doorgangen in afscheidingen. Er moeten dan echter ook geschikte dagrustplaatsen aanwezig zijn zoals bladhopen en takkenbossen, liefst onder wat bomen of struiken. Het zijn vaak meerdere dieren die van een tuin gebruik maken. Als een nest jongen wordt gevonden is het advies dit direct weer toe te dekken zonder het verder te verstoren. Als dit niet gebeurt, dan zal de moeder de jongen verhuizen, verlaten of doden.
Sporen
- Uitwerpselen
De gitzwarte uitwerpselen van de egel zijn gemakkelijk te vinden. Vaak glinsteren ze door de niet verteerde delen van insecten. De uitwerpselen zijn bros en cilindervorming, meestal aan één pool puntig, 8 tot 12 mm breed en 30 tot 60 mm lang. Wanneer egels muizen gegeten hebben, zijn de uitwerpselen doffer van kleur en vaster. In de nazomer en herfst zitten er soms resten van bessen in.

© Herwin Walravens
- Loopsporen
Egels gebruiken 's nachts veelvuldig onverharde wegen en paden. Sporen zijn daardoor makkelijk te vinden in vochtig zand of opdrogende modder. De afdrukken zijn te herkennen aan het sterk gespreide, wijdbenige spoor en de vrij lange tenen. Egels hebben vijf tenen. De voorvoetjes zijn rond, de achtervoetjes langwerpig. De pootafdrukken zijn ongeveer 2,5 cm breed. De afstand tussen twee afdrukken van één poot is 10 cm.
© Herwin Walravens
Geluid
Egels zijn vaak luidruchtig en kunnen allerlei geluiden maken, zoals knorren (bij het voedsel zoeken), snuiven, piepen. Bij de hofmakerij en de paring kunnen ze fluitende geluiden maken.
Waarnemingen doorgeven
Wereld
Buiten Europa komt de egel niet voor.
Europa
De egel komt in geheel West-Europa en Zuidwest-Europa voor, ook op de Britse Eilanden en in Ierland, maar niet in IJsland. Het verspreidingsgebied omvat ook een groot deel van Scandinavië, maar niet het bergachtige binnenland en het uiterste noorden. Naar het oosten komt hij voor tot in West-Rusland.
Nederland
Egels komen overal in Nederland voor waar geschikt habitat voorhanden is.
- Rode Lijst NL (2020): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL (2009): onvoldoende gegevens
- Rode Lijst NL (1994): thans niet bedreigd
- Omgevingswet: bijlage IX van artikel 11.54
- Habitatrichtlijn (1992): niet vermeld
- Conventie van Bern (1982): appendix III
- Nederlands Soortenregister
- IUCN Red List
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Insectivora (Insecteneters)
Familie: Erinaceidae (Egels)
Geslacht: Erinaceus
Soort: Erinaceus europaeus
-
2021 Tijdschrift Zoogdier (digitaal)
Zoogdier / jaargang 32 / nr.2 / zomer 2021
-
2020 Rapportages onderzoek (pdf)
Soorten voor beleid in Noord-Holland
-
2020 Werkgroepverslag (pdf)
Jaarverslag Egelwerkgroep 2020
-
2019 Tijdschrift Zoogdier (digitaal)
Zoogdierdigitaal/ jaargang 30/ nr.2 / zomer 2019
-
2019 Tijdschrift Zoogdier (digitaal)
Zoogdierdigitaal/ jaargang 30/ nr.3 / herfst 2019
-
2018 Rapportages onderzoek (pdf)
Monitoringsplan voor kleine marterachtigen en de egel in Drenthe
-
2017 Telganger
Telganger / 2017-2 / oktober (pdf)
-
2015 Telganger
Telganger / 2016-2 / oktober (pdf)
-
2012 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 55(1)_Haigh et al_2012
-
2012 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 23 / nr. 3 / herfst 2012
-
2012 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 55-1 2012
-
2010 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 53(1)_Camphuysen et al_2010
-
2010 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 53-1 2010
-
2010 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 21 / nr. 1 / voorjaar 2010
-
2009 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 52(1)_Bunnell_2009
-
2009 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 52(2)_Editorial_2009
-
2009 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 52(2)_Hof & Bright_2009
-
2009 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 52-2 2009
-
2009 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 52-1 2009
-
2009 Telganger
Telganger / 2009-2 / oktober (pdf)
-
2009 Telganger
Telganger / 2009-1 / april (pdf)
-
2009 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 20 / nr. 4 / winter 2009
-
2009 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 20 / nr. 3 / herfst 2009
-
2009 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 20 / nr. 2 / zomer 2009
-
2009 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 20 / nr. 1 / lente 2009
-
2008 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 19 / nr. 4 / winter 2008
-
2007 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 50(1)_van den Brink_book review_2007
-
2007 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 50-1 2007
-
2007 Rapportages onderzoek (pdf)
2007.34 Zoogdieronderzoek Kanaalzonde Zeeuws-Vlaanderen
-
2006 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 49(2)_Warwick et al_2006
-
2005 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 16 / nr. 4 / december 2005
-
2005 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 16 / nr. 2 / juni 2005
-
2004 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 15 / nr.4 / december 2004
-
2002 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 13 / nr. 4 / december 2002
-
2000 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 11 / nr. 2 / juni 2000
-
1999 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 10 / nr. 3 / november 1999
-
1998 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 09 / nr. 2 / november 1998
-
1997 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 08 / nr. 1 / maart 1997
-
1996 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 07 / nr. 3 / oktober 1996
-
1996 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 07 / nr. 2 / juni1996
-
1994 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 05 / nr. 1 / maart 1994