Het effect van buitentemperatuur en eigenschappen van winterverblijven in de duinen op overwinterende vleermuizen
In de Nederlandse duingebieden bevinden zich diverse bouwwerken, zoals bunkers en ijskelders, waarin vleermuizen overwinteren. De vleermuizen in deze objecten worden jaarlijks in de winter geteld. In dit onderzoek is gekeken of de buitentemperatuur en enkele eigenschappen van winterverblijven invloed hebben op het aantal overwinterende vleermuizen in de duinen tussen Zandvoort en Bergen aan Zee. Het verband tussen het aantal getelde vleermuizen (gemiddeld aantal per object) en de buitentemperatuur bleek afhankelijk van de soort. Dit verband was afwezig bij watervleermuizen (Myotis daubentonii). De meer koude-tolerante gewone grootoorvleermuis (Plecotus auritus) en franjestaart (M. nattereri) lieten een negatief verband zien met de buitentemperatuur: hoe warmer, des te minder vleermuizen van deze soorten in de onderzochte objecten werden waargenomen. Dit geldt ook voor de meervleermuis (M. dasycneme), die als minder koude-tolerant bekend staat. Het aantal getelde vleermuizen in de onderzochte winterverblijven lijkt vooral samen te hangen met het formaat van het object: hoe groter het volume van het winterverblijf, des te meer vleermuizen er werden aangetroffen. Ook de vochtigheid, verstoringsgevoeligheid, het aantal ruimtes en de wegkruipmogelijkheden in de winterverblijven hadden een effect op het aantal vleermuizen. Effecten van deze eigenschappen waren echter minder sterk dan de invloed van het formaat van het object en ze waren niet altijd significant. Deze kennis is van belang om richtlijnen voor beheer te bepalen en de tellingen op waarde te kunnen schatten. Zo kan ervoor worden gezorgd dat er in een gebied voldoende objecten aanwezig zijn die als optimaal winterverblijf kunnen fungeren.