Hermelijn

De hermelijn (Mustela erminea) is een kleine marterachtige, alleen de wezel is kleiner. Hermelijnen hebben een lange, dichtbehaarde staart met een zwarte, pluimvormige punt. De rug is grijs- of beigebruin en de buik wit. De hermelijn is het enige zoogdier in Nederland waarvan de vacht, op de staartpunt na, in de winter geheel of gedeeltelijk wit wordt. Al gebeurt dit niet bij alle hermelijnen.
Algemeen
De marterachtigen vormen de grootste groep landroofdieren in Nederland. Deze familie omvat in ons land de volgende soorten, in afnemende grootte: das, otter, boommarter en steenmarter, bunzing, hermelijn en wezel.
Uiterlijke kenmerken
De hermelijn lijkt erg op de wezel maar is duidelijk groter. Hij heeft een lange, dichtbehaarde staart met een zwarte, pluimvorige punt. De rug is grijs- of beigebruin en de buik wit of roomwit, soms tegen geel aan. De demarcatielijn (de scheidingslijn tussen de rugkleur en de buikkleur van de vacht) is strak en recht.
De hermelijn heeft een zomer- en een wintervacht. In de zomer is de vacht roodbruin, in de winter is deze bij een deel van de Nederlandse hermelijnen wit of gedeeltelijk wit. De staartpunt blijft echter altijd zwart. Hemelijnen in milde klimaten worden niet of slechts gedeeltelijk wit. Nederland ligt in een overgangsgebied, met in de winter zowel (deels of geheel) witte als bruine dieren. Het al dan niet wit worden in de winter wordt bepaald door een speciaal gen, dat vaker voorkomt in vrouwtjes dan in mannetjes.
Vroeger werden wintervachten van hermelijnen gebruikt voor het vervaardigen van koningsmantels: de kenmerkende witte bontkraag met zwarte stippen.
Afmetingen
Lengte kop-romp: mannetjes 24-29 cm, vrouwtjes 21-26 cm
Lengte staart: mannetjes 9-12 cm, vrouwtjes 8-10 cm
Gewicht: mannetjes 150-445 g, vrouwtjes 140-260 g
Gelijkende soorten
De wezel lijkt op de hermelijn, maar is duidelijk kleiner. Daarnaast is de demarcatielijn van de wezel kronkelig, bij de hermelijn strak en recht. De wezel heeft donkere keelvlekjes, de hermelijn niet.
Habitat
De hermelijn komt in alle landschapstypen voor waar voldoende voedsel en dekking te vinden is. Ze houden zich graag op in de structuurrijke delen van het landschap.Hemelijnen worden veel gevonden in vochtige terreinen, zoals veengebieden, uiterwaarden, rietland en vochtige (broek)bossen. In open gebieden, zoals polders en akkers, zoeken ze de beschutting op van hogere vegetatie of bijvoorbeeld greppels, houtstapels en (in het buitenland) stenen muurtjes.
Leefwijze
De hermelijn is zowel overdag als 's nachts actief, en leeft solitair. Het is een fanatieke jager. Prooien worden opgespoord door geluid, op zicht of op geur. De hermelijn heeft een snelle stofwisseling, waardoor hij tot vier of vijf keer per dag moeten eten. Tussendoor houdt het dier rustpauzes.
De hermelijn gaat geregeld op zijn achterpoten staan om de omgeving goed te kunnen overzien. Men noemt dit ook wel ‘kegelen’. Hermelijnen kunnen goed klimmen en jagen soms zwemmend achter woelmuizen en woelratten aan.
Voedsel
De hermelijn is een carnivoor, die voornamelijk op kleine zoogdieren jaagt. Woelmuizen, ratten en konijnen vormen het hoofdvoedsel maar er worden ook vogels en vogeleieren gegeten. Mannetjes doden grotere prooidieren dan vrouwtjes. De prooidieren kunnen groter dan de hermelijn zelf zijn en worden met een beet in de nek gedood. De hermelijn kan achter zijn prooi aan het water inspringen. Voedsel wordt soms bewaard, bijvoorbeeld een dode muis of vogeltje onder een graspol, achter boomschors of in een holte, om later weer te worden opgehaald.
De hermelijn eet ongeveer 25 % van zijn eigen lichaamsgewicht per dag.
Territorium en leefgebied
Hermelijn leven solitair in territoria van tussen de 4 en 50 ha groot. Het vrouwtje heeft een leefgebied dat drie- tot viermaal zo klein is als dat van het mannetje. Een leefgebied van een mannetje overlapt dat van meerdere vrouwtjes. In de paartijd kunnen territoria van dominante oudere mannnetjes vele malen, tot wel 50 keer, groter zijn. Hermelijnen markeren hun territorium met twee soorten geurklieren, bij de anus en in de huid.
Verblijfplaats
De hermelijn leeft in een hol, dat hij niet zelf graaft. Meestal betreft het een konijnenhol of een oude mollengang of. De verlaten holen kunnen zelfs van prooidieren zijn. Voorwaarde is een goede isolatie, als bescherming tegen kou. Een hol of gang heeft een doorsnede van vijf centimeter. Holen zijn vaak bekleed met prooiresten, zoals de vacht van knaagdieren. In een territorium bevinden zich 2-10 dagrust-nesten, die het dier afwisselend gebruikt.
Voortplanting
In april begint de paartijd, waarbij een uitgestelde implantatie van de eicel leidt tot een verlengde draagtijd. Na 8-10 maanden, in april-mei, begint de actieve draagtijd, die slechts 10 weken duurt. Een worp bestaat meestal uit 4-8 jongen. De moeder verplaatst de jongen door middel van de donkere maan die in de nek van het jong groeit. Pas na enkele weken gaan de oogjes open; jongen worden eerst gezoogd, maar eten al vlees voordat ze kunnen zien.
Mannetjes zijn na hun eerste winter geslachtsrijp, vrouwtjes al na enkele weken. Hierdoor wordt de moederhermelijn en haar dochters soms in het voorjaar door hetzelfde mannetje bevrucht. Doordat de draagtijd lang is en de mannelijke hermelijnen vaak niet oud worden, is het dier dat moeder en dochters bevrucht meestal al een ander dier dan de vader die de dochter het jaar ervoor verwekte.
Leeftijd
Hermelijnen kunnen in het wild maximaal 6-8 jaar oud worden. Maar meestal worden ze niet ouder dan een jaar of twee, zeker in gebieden waar ze worden vervolgd.
Hermelijnen worden regelmatig gevangen in muskusrattenklemmen, maar door gerichter vangen en aangepaste vangmiddelen gebeurt dit steeds minder vaak. Ze worden gepredeerd door uilen en vossen. De komst van de vos langs de Nederlandse kust in de jaren 1970 heeft geleid tot een achteruitgang van aantallen hermelijnen aldaar. Veel hermelijnen worden verkeersslachtoffer of lijden aan parasieten, zoals wormen in de neussinussen. Ook lijken aantallen hermelijnen terug te lopen door afname van het leefgebied, het grootschaliger worden van het landschap, het afnemen van de woelrattenstand en verschraling van het landschap.
De hermelijn is gebaat bij een kleinschalig, ‘rommelig’ landschap met veel lijnvormige elementen. Door het bevorderen van rommelhoekjes, takkenbossen, steenhopen, overhoekjes, houtwallen, etc. kan het aantal geschikte leefgebieden en nestplaatsen sterk bevorderd worden. De voedselsituatie kan verbeterd worden door het gebruik van muizen- en rattengif tegen te gaan en begroeiing van bes- en notendragende planten, als voedsel voor hun prooien, in het leefgebied te bevorderen.
Zicht
Hermelijnen zijn met enig geluk overdag te zien. Kenmerkend is de 'sprongengalop' of 'martersprong' waarin ze zich net als andere kleine marterachtigen voortbewegen, en het tussendoor 'kegelen'.
Sporen
- Vraatsporen
Net zoals sommige andere marterachtigen bewaart de hermelijn soms prooien en prooiresten. Soms zijn deze te vinden bij de holingang. Denk aan afgebeten veren en muizenstaarten. Vaak zijn ze te vinden samen met uitwerpselen. Aan de hand van de uitwerpselen kan het dan mogelijk zijn de 'dader' op soort te brengen. - Uitwerpselen
Op markante plekken in zijn territorium gebruikt de hermelijn latrines. Uitwerpselen die hier gevonden kunnen worden zijn 4-8 cm lang, 3 tot 6 mm dik, puntig, gevlochten en bestaan vaak grotendeels uit haar. - Loopsporen
Loopsporen zijn soms te vinden in de modder of in de sneeuw en bestaan bij een goede prent uit vijf tenen met nagelafdruk. Prenten zijn 11-20 mm breed, en 30-60 mm lang. Hermelijnen kunnen in de winter flink behaarde poten hebben, waardoor de prenten minder scherp afgetekend zijn. Net als de wezel beweegt ook deze marterachtige zich voort in golvende sprongen, de zogenaamde martersprong. De stap komt uitsluitend voor bij het besluipen van een prooi. Door de martersprong liggen groepjes prenten 30-50 cm van elkaar af. Die afstanden zijn bij de hermelijn regelmatig, bij de wezel onregelmatig. Toch is het door de overlap in prentmaten lastig onderscheid te maken tussen wezel- en hermelijnenprenten.
Geluid
Tijdens het spelen en jagen maakt de hermelijn snaterende en mekkerende geluiden. Bij ontmoetingen tussen verwanten of partners laten ze een opgewonden, hoog, trillend geluid horen. Bij angst en bedreiging worden fluitende en krijsende geluiden gemaakt.
Waarnemingen doorgeven
Wereld
De hermelijn komt wijdverspreid voor over het noordelijk halfrond, in Europa, Azië en Noord-Amerika. Naar het zuiden toe wordt de verspreiding begrensd door de subtropen en woestijnachtige gebieden.
In Nieuw-Zeeland is de hermelijn door de mens geïntroduceerd, met als doel bestrijding van konijnen. De hermelijn doodt hier echter vooral inheemse grondbroedende vogels, en wordt intussen gezien als invasieve exoot en flink bestreden.
Europa
In Europa komt de hermelijn vrijwel overal voor, behalve in het zuiden. Hij ontbreekt ook op IJsland.
Nederland
De hermelijn komt verspreid door heel Nederland voor. Van de Waddeneilanden komt hij alleen en op Texel voor. Op Terschelling is de hermelijn ooit ingevoerd, maar weer uitgestorven.
- Rode Lijst NL 2020: kwetsbaar
- Rode Lijst NL 2009: gevoelig
- Rode Lijst NL 1994: thans niet bedreigd
- Omgevingswet: bijlage IX van artikel 11.54
- Habitatrichtlijn (1992): niet vermeld
- Conventie van Bern (1982): appendix III
- Nederlands Soortenregister
- IUCN Red List
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Carnivora (Roofdieren)
Familie: Mustelidae (Marterachtigen)
Geslacht: Mustela
Soort: Mustela erminea
-
2021 Rapportages onderzoek (pdf)
SVI Friesland kleine marters
-
2021 Tijdschrift Zoogdier (digitaal)
Zoogdier / jaargang 32 / nr.1 / voorjaar 2021
-
2020 Werkgroepverslag (pdf)
Jaarverslag Werkgroep Kleine Marterachtigen 2020
-
2020 Werkgroepverslag (pdf)
Jaarverslag Werkgroep Kleine Marterachtigen Bommelerwaard 2020
-
2020 Tijdschrift Zoogdier (digitaal)
Zoogdier / jaargang 31 / nr.4 / winter 2020
-
2020 Telganger
Telganger / 2020-1 / april
-
2019 Werkgroepverslag (pdf)
Werkgroep Kleine Marterachtigen Bommelerwaard Jaarverslag 2019
-
2019 Losse artikelen - Lutra (pdf)
A nine month small mustelid survey across four research sites in the Netherlands
-
2019 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 62-2 2019
-
2018 Rapportages onderzoek (pdf)
Pilot ANLb-beleidsmonitoring wezel en hermelijn
-
2018 Handleidingen
Beheerwijzer landschappelijke maatregelen voor kleine marterachtigen
-
2017 Rapportages onderzoek (pdf)
Handreiking Kleine Marters in relatie tot soortbescherming
-
2017 Nieuwsbrief Marterpassen (pdf)
Marterpassen 023 / 2017
-
2017 Rapportages onderzoek (pdf)
Inventarisatie van kleine marterachtigen in vier onderzoeksgebieden rond Deventer
-
2017 Rapportages onderzoek (pdf)
Wezel en hermelijn - Een literatuuronderzoek naar habitatvoorkeur en monitoringstechnieken
-
2017 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 60(2)_Mulder & van Maanen_2017
-
2015 Losse artikelen - Overig (pdf)
2015.087 Inventarisatie van kleine marterachtigen in vier onderzoeksgebieden rond Deventer
-
2015 Telganger
Telganger / 2016-2 / oktober (pdf)
-
2013 Nieuwsbrief Marterpassen (pdf)
Marterpassen 019 / 2013
-
2012 Nieuwsbrief Marterpassen (pdf)
Marterpassen 018 / 2012
-
2011 Nieuwsbrief Marterpassen (pdf)
Marterpassen 017 / 2011
-
2011 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 22 / nr. 1 / voorjaar 2011
-
2009 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 20 / nr. 4 / winter 2009
-
2005 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 48(2)_van Vuurde & van der Grift_2005
-
2005 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 48-2 2005
-
2004 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 15 / nr. 1 / maart 2004
-
2002 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 13 / nr. 2 / juni 2002
-
2002 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 13 / nr. 1 / maart 2002
-
2000 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 11 / nr. 4 / december 2000
-
1999 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 10 / nr. 1 / mei 1999
-
1996 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 07 / nr. 1 / maart 1996
-
1992 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 03 / nr. 2 / juni 1992
-
1992 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 03 / nr. 1 / maart 1992
-
1990 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 01 / nr. 1 / april 1990