De wasbeer in Limburg, periode 2019-2022
Samenvatting
De wasbeer (Procyon lotor) is meer dan 50 jaar geleden vanuit Noord-Amerika in Europa terecht gekomen en wordt gerekend tot de ‘invasieve exoten’. Sinds enkele jaren is er sprake van populatievorming in Limburg met frequente meldingen van wasberen uit de omgeving van Sittard en Maastricht. In het Kader van de ‘Europese Unielijst Invasieve Exoten’ (Verordening Nr. 1143/2014) is de Provincie Limburg verplicht wasberen uit het wild te verwijderen als er sprake is van populatievorming. De provincie Limburg heeft de Zoogdiervereniging gevraagd het project ‘Wasberen vangen in Limburg’ te coördineren en voor de uitvoering nauw samen te werken met Bionet Natuuronderzoek, Waterschap Limburg, Stichting AAP, de FBE Limburg en het RIVM.
Het project was bedoeld om kennis op te doen over het vangen van wasberen, het opzetten van een online meldpunt en een evaluatie van de effectiviteit van het vangen. Gevangen wasberen zijn opgevangen bij Stichting AAP in Almere. Afschot van wasberen was onder strikte voorwaarden mogelijk, maar gedurende het project zijn geen wasberen geschoten.
Het blijkt dat (inmiddels) in de gehele provincie Limburg wasberen voorkomen. Door het RIVM is in samenwerking met het Natuurhistorisch Museum Luxemburg een genetische analyse uitgevoerd met behulp van DNA-samples van in Limburg gevangen en dood gevonden wasberen. Een eerdere studie met een beperkte set aan samples heeft aangetoond dat de populatie in het kerngebied bij Sittard genetisch afwijkt van andere (Europese) populaties en (dus) van regionale oorsprong is. De populatie rond Sittard vormt één geheel met de populatie wasberen in de omgeving van het Duitse Gangelt, gelegen in de deelstaat Noordrijn-Westfalen. Het is nog niet bekend of de wasberen die gevangen zijn in het Geul- en Maasdal genetisch verwant zijn aan de populatie in de Ardennen (Walllonië) of genetisch verwant zijn aan de populatie rond Sittard/Gangelt.
In Limburg is geen sprake van immigratie vanuit de gevestigde wasberen populatie in Midden-Duitsland, het front daarvan ligt halverwege de deelstaat Noordrijn-Westfalen.
Het vangen van wasberen was succesvol in de kerngebieden (dal van de Roode beek, Geleenbeekdal, Geuldal en rond Maastricht). In totaal zijn 95 wasberen gevangen, maar dit heeft niet geleid tot het volledig verdwijnen van de populatie in Limburg.
Het RIVM heeft in samenwerking met Stichting AAP onderzocht hoeveel van de gevangen wasberen besmet waren met wasberenspoelworm (Baylisascaris procyonis). Van de gevangen wasberen bleek 52% van de dieren besmet te zijn met deze spoelworm.
Uit Italiaans onderzoek blijkt dat het mogelijk is een lokale populatie wasberen volledig te verwijderen, mits de bestrijding langere tijd, meerdere jaren, wordt volgehouden. In Limburg is sprake van meerdere grensoverschrijdende populaties. Het is hierdoor lastig is om de aantallen aanwezige wasberen in Limburg duurzaam te verkleinen indien alleen in Limburg wordt ingegrepen. Door de continue uitwisseling met en/of immigratie van wasberen uit aangrenzende gebieden is een gecoördineerde grensoverschrijdende bestrijding nodig om de populatie en de dichtheden op een laag niveau te houden. Dit vergt een intensieve samenwerking en overleg met de buurlanden. De Provincie Limburg heeft contact met de bevoegde buitenlandse autoriteiten en gevraagd om passende bestrijding om migratie naar Nederland te voorkomen. Dat heeft in Limburg nog niet tot merkbaar minder vangsten geleid.
Als het vangen van wasberen in Limburg niet wordt voortgezet, dan is het onontkoombaar dat de aantallen wasberen de komende jaren fors zullen toenemen. Naar verwachting zal dit resulteren in veel meer ervaren overlast door burgers en veel meer klachten over de aanwezigheid van wasberen. Deze overlast is niet of nauwelijks te voorkomen, daarvoor is veel meer nodig dan het kippenhok verstevigen of het afval goed opbergen. Wasberen zijn slimme en sterke dieren die zich moeilijk laten buitensluiten. De toename van wasberen zal ook leiden tot oplopende schade aan kwetsbare fauna (waaronder schaarse broedvogels, amfibieën, kleine zoogdieren en overwinterende vleermuizen).