Kleine dwergvleermuis
De kleine dwergvleermuis is als soort pas in de jaren '90 van de vorige eeuw vastgesteld, vanwege de sterke gelijkenis met de gewone dwergvleermuis.
De kleine dwergvleermuis (Pipistrellus pygmaeus) is door de sterke fysieke gelijkenis met de gewone dwergvleermuis lange tijd over het hoofd gezien. De kleine dwergvleermuis is iets kleiner dan de gewone dwergvleermuis. De kop-romplengte bedraagt 48 mm, de spanwijdte 24 cm en het gewicht ca. 7 gram. De kleine dwergvleermuis heeft een bruine rug met vaak een rood-oranje gloed De buik is iets lichter gekleurd. De snoet en oorbasis zijn vaak ook lichter bruin dan bij de gewone dwergvleermuis.
Biotoop en jachtgedrag
Op basis van informatie uit het buitenland wordt de soort getypeerd als een soort van waterrijke gebieden zoals rivierdalen en moerasgebieden in combinatie met bomenrijke gebieden zoals bosranden, laanvormen, parken en tuinen. Het jachtgedrag en dieet komt sterk overeen met de gewone dwergvleermuis.
Verblijfplaatsen
Hoewel in Nederland bijzonder zeldzaam zijn waarnemingen van kleine dwergvleermuizen wel uit vrijwel heel Nederland bekend. Verblijfplaatsen zijn echter nog maar twee maal vastgesteld. In 2011 werd achter een vensterluik in Zuidwest Brabant een solitair mannetje aangetroffen. In mei 2020 werd in Zuid-Holland de eerste kraamverblijfplaats aangetroffen en werden 422 uitvliegende dieren geteld. Hoewel kleine dwergvleermuizen niet veel worden waargenomen zijn uit vrijwel alle delen van Nederland detectorwaarnemingen bekend. Ook wijzen een klein aantal waarnemingen van baltsende kleine dwergvleermuis op meer (paar-)verblijfplaatsen in Nederland. Vermoedelijk worden veel dieren nog steeds over het hoofd gezien en zijn er meer kraam- en paarverblijfplaatsen aanwezig.
Zomerverblijfplaatsen van kleine dwergvleermuizen worden in het buitenland meestal gevonden in spleetvormige ruimten in gebouwen, zoals de spouw, in daklagen of achter gevelbetimmering. Incidenteel worden ook zomerverblijfplaatsen in bomen en vleermuiskasten gevonden.
De kraamverblijfplaatsen zijn met een gemiddelde van 200 dieren groter dan die van de gewone dwergvleermuizen en kunnen een omvang van honderden tot meer dan duizend dieren bereiken.
Paarverblijfplaatsen bevinden zich in gebouwen en bomen, maar ook wel in vleermuiskasten. Van juli tot half september gebruiken mannetjes deze paarverblijfplaatsen met een territorium dat ze tegen andere mannetjes verdedigen, en waar ze baltsen om vrouwtjes te lokken en een harem vormen. In de winter worden kleine dwergvleermuizen aangetroffen in spleetvormige ruimten in bovengrondse gebouwen en in bomen, vaak op weinig beschutte plekken.
Migratie
Over de eventuele migratie van de kleine dwergvleermuis is nog weinig bekend. Er lijkt sprake van verschillende zomer- en overwinteringgebieden. In nog kleinschalig ringonderzoek zijn dieren terug gemeld op afstanden van 178 km tot 775 km afstand van de locatie waar dieren waren geringd.
Geluid
Met een beste luisterfrequentie van 52-60 kHz is de kleine dwergvleermuis op een detector over het algemeen goed te onderscheiden van de gewone dwergvleermuis (beste luisterfrequentie 40-53 kHz.). De social call van kleine dwergvleermuizen bestaan meestal uit drie calls en hebben met 21 kHz een iets hogere piekfrequentie dan die van de gewone dwergvleermuis (3-5 calls, piekfrequentie 18-19 kHz).
Waarnemingen doorgeven
Staat van Instandhouding (2018):
Niet beoordeeld
Staat van Instandhouding (2013):
Niet beoordeeld
Rode Lijst NL Zoogdieren (2020):
Niet beschouwd
Rode Lijst NL Zoogdieren (2009):
Niet beschouwd
Rode Lijst NL Zoogdieren (1994):
Niet beschouwd
Wet natuurbescherming:
Europees beschermd (art. 3.5 t/m 3.9)
Habitatrichtlijn (1992):
bijlage IV
Conventie van Bern (1982):
appendix II
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Chiroptera (Vleermuizen)
Familie: Vespertilionidae (Gladneuzen)
Geslacht: Pipistrellus
Soort: Pipistrellus pygmaeus
-
2019 Rapportages onderzoek (pdf)
Mitigitatie paarverblijven gewone dwergvleermuis