Grote bosmuis

De grote bosmuis (Apodemus flavicollis) behoort tot de ware muizen en kenmerkt zich door grote ogen en oren en een puntige snuit. De grote bosmuis heeft aan de bovenzijde een roest- tot kastanjebruine vacht en is aan de onderzijde (zuiver)wit. Er kan in Nederland gemakkelijk verwarring optreden met de bosmuis.
Uiterlijke kenmerken
De grote bosmuis heeft aan de bovenzijde een roest- tot kastanjebruine vacht en is aan de onderzijde wit. Er is een scherpe begrenzing (de demarcatielijn) tussen boven-en onderzijde; bij de bosmuis is deze scheiding minder duidelijk is. De grote bosmuis heeft grote oren, grote zwarte ogen en een spitse neus met lange snorharen. Hij heeft achtervoeten die altijd langer zijn dan 23 mm en ook langer dan die van de bosmuis. De staart is lang, iets meer dan kop-romplengte. De grote bosmuis heeft een gele borstvlek, die zich als een brede halsband over de hals naar de rugzijde uitstrekt. Bij de bosmuis vormt de gele borstvlek nooit een halsband. De vlek loopt niet door over de buik zoals bij de bosmuis. De grote bosmuis is gemiddeld 50 % zwaarder dan de bosmuis.
Afmetingen
lengte kop-romp: 87-130 mm
lengte staart: 90-135 mm
gewicht: 18-45 g
Determinatie
Voor de in Nederland voorkomende muizen (ware muizen, woelmuizen en spitsmuizen) heeft de Zoogdiervereniging in samenwerking met Naturalis de soortzoekers gemaakt om mensen te helpen bij de determinatie van deze lastige groep zoogdieren. Selecteer links in beeld de waargenomen kenmerken, waarna enkel nog de soorten worden getoond die hieraan voldoen.
Er zijn voor muizen drie soortzoekers gemaakt:
Habitat
De grote bosmuis komt voor in allerlei soorten biotopen, mits er enige dekking is zoals lage begroeiing of verspreid liggende stenen. Zo komt hij voor in bosranden met weinig ondergroei, niet te nat rietland, parken, braakliggend land, duinen, heide en tuinen. Hij heeft een voorkeur voor oude, open eiken- en beukenbossen, met een uitgebreide struiklaag en weinig ondergroei.
In de Alpen komt de grote bosmuis ook voor op stenige hellingen boven de boomgrens. In natte terreinen, dichte grazige vegetatie of open weilanden ontbreekt de grote bosmuis. Daar waar grote bosmuis en bosmuis tezamen voorkomen, leeft de bosmuis voornamelijk in de open gedeelten en de randen van het bos en zoekt de grote bosmuis vooral de dichter begroeide delen op.
Leefwijze
De grote bosmuis is ’s nachts actief, vooral na 2 uur ’s nachts. De grote bosmuis kan goed klimmen en springen. Soms haalt hij zijn voedsel op 6 m of hoger in bomen.
Voedsel
Het menu van de grote bosmuis is zeer gevarieerd. Hij eet meer vethoudende zaden (boomzaden als hazelnoten en eikels) dan zetmeel bevattende zaden (graszaden). Het dieet bestaat naast zaden ook uit onder andere granen, noten, bessen en andere vruchten, jonge plantendelen, wortels en bast. In de zomer eet hij ook vlinderpoppen, (larven van) kevers, en andere ongewervelden.
De grote bosmuis legt op een aantal plekken wintervoorraden aan die een behoorlijke omvang kunnen hebben. Deze bestaan doorgaans uit esdoornzaad, lijnzaad, hazelnoten en eikels. Hij transporteert graankorrels of andere zaden met meerdere tegelijkertijd in zijn mond en wangzakken. Soms gebruikt de grote bosmuis oude vogelnesten als voorraadplek, maar hij graaft ook wel ondiepe putjes waarin hij de voorraad begraaft.
Territorium
Het mannetje en het vrouwtje van de grote bosmuis hebben elk een eigen leefgebied, maar gedragen zich minder agressief naar soortgenoten toe dan de bosmuis. De grootte van het leefgebied hangt af van het biotoop, het seizoen en geslacht. Meestal is het leefgebied 5000 m2groot, soms wel 5 ha. De leefgebieden van de mannetjes zijn groter dan die van de vrouwtjes, van wie het maximaal 1 ha bedraagt. Binnen hun leefgebied verplaatsen grote bosmuizen zich beperkt, doorgaans niet meer dan 1000 m. Dichtheden kunnen in piekperioden lokaal oplopen tot 60 individuen per ha, afhankelijk van voedselaanbod en biotoop.
Verblijfplaats
De grote bosmuis bouwt een nest als verblijfplaats. Het nest bekleden ze met bladeren en mos. Het bevindt zich meestal onder wortelstronken van grote bomen ondergronds. Soms zijn nesten te vinden in spleten in rotsen of in nestkasten en oude vogelnesten. Ze graven zelden zelf een hol maar gebruiken holen van onder andere mol, konijn, woelmuizen of das. In de voortplantingstijd graaft het vrouwtje ook andere muizenholen verder uit.
Voortplanting
De voortplantingsperiode loopt van maart tot oktober. Twee of drie keer per jaar worden, na een draagtijd van ongeveer 3½ week, gemiddeld 5 (3-8) jongen geboren. De jongen worden kaal geboren, maar krijgen al snel een grijze vacht en na ongeveer twee weken wordt de gele halsband zichtbaar. Na circa 18 dagen verlaten de jongen het nest. Het geluid dat jonge muizen maken, trekt behalve de moeder ook andere volwassen vrouwtjes aan. Een moeder grote bosmuis brengt te ver van het nest afgedwaalde jongen weer terug naar het nest. Jonge vrouwtjes die vroeg in het jaar geboren zijn, kunnen hetzelfde jaar al een nest krijgen.
Leeftijd
Een grote bosmuis wordt gemiddeld 4 maanden, maximaal 1,5 jaar oud. De meeste dieren sterven in de winter. In gevangenschap kan de grote bosmuis 5 jaar oud worden.
Natuurlijke vijanden van de grote bosmuis zijn onder andere wezel, hermelijn, das, marter, vos, kat, steenuil, bosuil, velduil, kerkuil, ransuil en torenvalk.
Zicht
De grote bosmuis kan door zijn nieuwsgierige aard goed worden waargenomen. De grote bosmuis kan makkelijk met een live-trap gevangen worden waarbij hij agressief en luidruchtig is.
Sporen
- Vraatsporen
De grote bosmuis laat op veel voedselsoorten vraatsporen achter. Hij eet zijn voedsel doorgaans ter plekke op. Vraatsporen zijn onder andere te vinden op sparrenkegels, hazelnoten, beukennootjes, eikels, walnoten, rozenbottels, bramen, bessen, maïskolven, boomknoppen en bloeiwijzen. Deze vraatsporen zijn echter moeilijk van die van andere soorten knagers te onderscheiden. In het voorjaar kunnen de voedselresten van de wintervoorraad bij het hol te vinden zijn want dan werkt hij deze naar buiten. - Uitwerpselen
Uitwerpselen van de grote bosmuis zijn 4 tot 6,5 mm lang en 2 tot 3,5 mm in doorsnede. Ze hebben stompe uiteinden en zijn donker van kleur. Doordat ze korter zijn en stompere polen hebben dan die van andere ware muizen, lijken de keutels op die van woelmuizen. De vindplaatsen verschillen echter: keutels van woelmuizen liggen op looppadjes, de grote bosmuis (die geen looppaadjes maakt) deponeert zijn uitwerpselen op verschillende plekken in het leefgebied, zoals op open plekken, op vegetatie of bij eetplaatsen. - Loopsporen
Loopsporen van de voorvoet van de grote bosmuis zijn 12 mm lang en 15 mm breed, die van de achtervoet 23 mm lang en 19 mm breed. Hij heeft 4 tenen aan de voorpoten en 5 aan de achterpoten. De grote bosmuis beweegt zich veel voort in sprongengalop, waarbij de achtervoeten op of voor de voorvoeten terecht komen. Vaak is er een sleepspoor van de staart te zien. - Braakballen
Waar de grote bosmuis voorkomt, is hij als prooirest in braakballen van bosuil, kerkuil en ransuil te vinden.
Geluid
De grote bosmuis maakt zachte piepende geluiden. Bij angst maakt hij een korte hoge gil. Met soortgenoten onderling maken grote bosmuizen ook ultrasone geluiden van 40-60 kHz. Jonge muizen maken geluiden van 56 tot 60 kHz. De ultrasone geluiden die hij maakt zijn te horen met een bat detector.
Waarnemingen doorgeven
Wereld
De grote bosmuis komt buiten Europa voor in delen van Turkije en plaatselijk in het Midden-Oosten.
Europa
Grote bosmuizen komen lang niet overal voor in Europa. De soort ontbreekt langs de westkusten van Nederland, België en Frankrijk, maar komt wel voor in Zuid-Engeland en Wales. Hij komt ook voor in Zuid-Europa (vooral in de bergen), maar niet op het grootste deel van het Iberisch Schiereiland. Naar het oosten loopt het verspreidingsgebied tot in de Oeral. Midden-Scandinavië en Zuid-Finland vormen de noordgrens van het verspreidingsgebied.
Nederland
In Nederland komt de grote bosmuis alleen voor in Limburg en in het oosten, tussen Groningen en Winterswijk.
- Rode Lijst NL Zoogdieren (2020): Thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL Zoogdieren (2009): gevoelig
- Rode Lijst NL Zoogdieren (1994): gevoelig
- Omgevingswet: bijlage IX van artikel 11.54
- Habitatrichtlijn (1992): niet vermeld
- Conventie van Bern (1982): niet vermeld
- Nederlands Soortenregister
- IUCN Red List
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Rodentia (Knaagdieren)
Familie: Muridae (Muisachtigen)
Geslacht: Apodemus
Soort: Apodemus flavicollis
-
2020 Rapportages onderzoek (pdf)
Onderzoek naar het voorkomen van grote bosmuis in de Afferdense Bossen
-
2018 Rapportages onderzoek (pdf)
Faunasoorten van bossen
-
2015 Telganger
Telganger / 2015-2 / oktober (pdf)
-
2014 Rapportages onderzoek (pdf)
2014.31 grote bosmuis Ter Apel 2014
-
2013 Rapportages onderzoek (pdf)
2013.35 Inventarisatie grote bosmuis Groningen & Drenthe 2013
-
2012 Rapportages onderzoek (pdf)
2013.10 eindrapport VONZ 2012
-
2011 Rapportages onderzoek (pdf)
2011.33 Rapportage grote bosmuis Ruiten Aa 2011
-
2011 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 22 / nr. 4 / winter 2011
-
2010 Telganger
Telganger / 2010-1 / april (pdf)
-
2009 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 20 / nr. 4 / winter 2009
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.02 Verspreidingsonderzoek Nederlandse Zoogdieren VONZ 2008
-
2008 Telganger
Telganger / 2008-1 / juli (pdf)
-
2007 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 18 / nr. 2 / juni 2007
-
2006 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 17 / nr. 3 / september 2006
-
1996 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 07 / nr. 1 / maart 1996