Damhert

Het damhert (Dama dama) staat qua grootte tussen ree en edelhert in. De vacht is oorspronkelijk rood- tot geelbruin, en is vaak bedekt met lichte vlekken. Tegenwoordig komen echter veel kleurvarianten voor. Er is nog één, kleine, oorspronkelijke wilde populatie van het damhert over, in een reservaat in Turkije. De mens voerde damherten in de loop van vele eeuwen in een groot deel van Europa in, en ook in andere delen van de wereld.
Uiterlijke kenmerken
Het damhert staat wat formaat betreft tussen ree en edelhert in. De vacht is oorspronkelijk rood- tot geelbruin van kleur en is vaak bedekt met lichte vlekken. Maar er komen (ook binnen één roedel) veel kleurvarianten en zelfs effen zwarte en geheel witte exemplaren voor. Zomer- en wintervacht verschillen qua kleur. De wintervacht is meestal grijs-beige en vertoont enkele lichtere vlekken, de zomervacht die na een verharingsperiode van circa 40 dagen verschijnt is kastanjebruin met soms witte vlekken. Bij alle dieren loopt een donkere aalstreep vanaf de staartwortel over het laatste deel van de rug. Het achterwerk, ook wel spiegel genoemd, is vaak wit (niet altijd) met een zwarte middenstreep en is aan de bovenzijde zwart omrand.
De staart van het damhert is opvallend lang met aan de bovenzijde een donkere lengtestreep. Hij heeft donkere ogen en grote oren die duidelijk aan de zijkant van de kop uitsteken. Zijn snuit is spits met een zwarte neusspiegel en duidelijk zichtbare neusgaten. De witte vlek op de onderlip (zoals bij ree en hert) ontbreekt.
Volwassen mannetjes hebben een opvallende adamsappel en een schoffelvormig gewei. Het formaat van het gewei hangt sterk af van erfelijke eigenschappen, leeftijd en conditie. Hierdoor varieert zelfs bij herten van dezelfde leeftijd het gewei in vorm en grootte. In het tweede jaar is het gewei spiesvormig en vanaf het derde jaar ontwikkelen zich zijtakken en wordt het gewei handvormig. Een geweistang (één zijde van het gewei) kan circa 50 cm lang worden. Als een damhert 8-12 jaar oud is, heeft het gewei zijn maximale grootte bereikt en op latere leeftijd wordt het weer kleiner. Het gewei wordt elk jaar weer in april of mei afgeworpen, waarna het meteen weer begint aan te groeien. Het gewei is eerst bedekt door de basthuid, een zachtehuid met veel bloedvaten. De basthuid wordt in augustus en september afgeschuurd, waarna het bekende hoornige gewei bloot komt te liggen.
Afmetingen
lengte kop-romp: mannetjes 130-170 cm, vrouwtjes 110-140 cm
schofthoogte: mannetjes 85-95 cm, vrouwtjes 75-90 cm
lengte staart: 15-20 cm
gewicht: mannetjes 50-100 kg, vrouwtjes 35-55 kg
gewei: per stang tot 50 cm lang
Habitat
Het damhert komt vooral voor in lichte loofbossen en gemengde bossen, minder vaak in uitgestrekte naaldbossen. Hij heeft een voorkeur voor oudere bossen met een dichte onderbegroeiing. Belangrijk is dat er voldoende gras is. Ook komt hij voor in randzones en op open plekken, in graslanden en akkerranden en in parkachtige bosgebieden. In Nederland blijken duinen een zeer geschikt habitat. In Spanje komt het damhert ook in moerasgebieden voor.
Leefwijze
Damherten zijn van nature dagdieren maar door de jacht en in verstoorde gebieden zijn ze schemeringsdieren geworden. Overdag rusten en herkauwen ze in de ondergroei van het bos of op een afgelegen grasland. Het damhert kan goed zwemmen en springen en verplaatst zich met sprongen tot 2,5 meter ver en 2 meter hoog. Het reukvermogen, gezichtsvermogen en gehoor van het damhert zijn uitstekend. Een hert dat gevaar ruikt, licht zijn staart op om zo de andere te waarschuwen.
Damherten leven in roedels. Na de paartijd leven de mannetjes in vrijgezellengroepjes, terwijl de vrouwtjes (hinden) met hun jongen van dit en het voorgaande jaar in groepjes van vijf tot zeven dieren samenleven. Een hindenroedel wordt geleid door een dominant vrouwtje.
Voedsel
Het damhert eet uitsluitend plantaardig voedsel. Het voedt zich met grassen, biezen en kruiden, aangevuld met jonge (boom)bladeren, dennen- en sparrennaalden, bessen, eikels, beukennoten, granen, wortelen en 's winters schors, hulst en heide.
Territorium
Het damhert is buiten de bronsttijd niet territoriaal en heeft ook geen vaste verblijfplaats. De groepssamenstelling is zeer wisselend. Vaak leven herten en hindes met jongen in de lente en zomermaanden in aparte roedels. In de wintermaanden leven herten en hindes doorgaans samen. In de bronsttijd ontstaan er jeugdgroepen. Per roedel hebben de damherten vaste leefgebieden, die vaak met elkaar overlappen en zich dicht bij de bronstplaats bevinden. De leefgebieden van mannetjes zijn meestal groter dan die van de vrouwtjes.
Afhankelijk van het voedselaanbod leven er 3 tot 10 dieren per 100 ha, maar er zijn ook veel hogere dichtheden (tot 190-220 dieren per 100 ha) waargenomen.
Voortplanting
De voortplantingsperiode (bronsttijd) is van de tweede helft van oktober tot begin november. Voorafgaand aan deze periode gaan de mannetjes gevechten aan voor een bronstplaats. Meestal zijn dit schijngevechten, maar echte gevechten komen voor. Er vallen zelden doden. De veroverde bronstplaats (of ‘lek’) wordt gemarkeerd door langs de bomen te schuren. Met de hoeven krabt het mannetje een ondiepe kuil in de grond, die hij besproeit met urine en sperma waarin hij zichzelf wentelt. Hiermee en met luide brullen lokt het mannetje de hindes.
In mei tot juli, na een draagtijd van 225-237 dagen, wordt één kalf (zelden twee) geboren. Het kalf weegt ongeveer 4,5 kg en heeft hetzelfde kleurenpatroon als volwassen dieren. Het kalf houdt zich de eerste weken verscholen in de vegetatie, maar het kan zijn moeder al volgen. Na twaalf weken trekt het grazend met de moeder mee maar wordt af en toe nog gezoogd. Na 5 tot 10 maanden wordt het jong gespeend.
Vrouwtjes zijn na zestien maanden geslachtsrijp, mannetjes na 7-14 maanden. Jonge mannetjes hebben de eerste jaren weinig kans zich voort te planten, aangezien ze nog niet sterk genoeg zijn om een lek te veroveren. Doorgaans nemen mannetjes pas deel aan de voortplaning als ze vier jaar oud zijn.
Leeftijd
In omheinde terreinen kunnen vrouwtjes tot 23 jaar oud worden, mannetjes tot 13 jaar.
Het damhert heeft enkel de wolf als natuurlijke vijand in Nederland. Jacht en verkeer vormen de belangrijkste onnatuurlijke doodsoorzaken. Ook de sterfte van pasgeboren jongen is hoog, ca. een kwart.
Zicht
De meeste kans om een damhert te zien, maakt men in de ochtend- of avondschemering. Een damhert springt vaak niet onmiddellijk weg, maar verstart binnen gezichtsafstand, waardoor hij goed te bekijken is als men stil blijft staan. Bij nadering zal hij de afstand vergroten of wegspringen.
Sporen
- Vraatsporen
Vraatsporen van het damhert zijn te vinden op boomschors en boombast. In de zomer scheuren ze laag bij de grond met de ondertanden repen af (schilsporen). Aan de bovenzijde blijft zo een grofrafelige rand achter en aan de onderzijde een scherp snijvlak. In de winter schrapen ze met de tanden stukken schors af, die dan droger is en vaster op het hout zit. Hierdoor ontstaan tot op 2 meter hoogte, brede tandafdrukken in de lengterichting van de stam. Dikwijls gebeurt schorsvraat aan een zijde, maar ook wel rondom de boom. - Veegsporen
In de late zomer of vroege herfst vegen damherten de basthuid van hun gewei af (bastvegen). Dit doen ze meestal aan jonge, buigzame boompjes met laaghangende takken, maar ook wel aan wat forsere bomen. Hierdoor ontstaan krassen en inkervingen van de geweipunten in de schors en gaan er stukken bast van de boom af. Deze sporen zitten vaak op ongeveer 1 meter hoogte en meestal aan een kant van de boom.
In de bronstperiode slaan herten tegen bomen en struiken. Hierdoor ontstaan geheel andere sporen. In de schors ontstaan diepe krassen die meestal rondom de boom te zien zijn en over meerdere bomen verspreid. - Uitwerpselen
Uitwerpselen van het damhert zijn circa 15 mm lang en bij een mannetje 10 mm in doorsnede, bij een vrouwtje 8 mm in doorsnede. Ze zijn donkergroen, bruin of zwart en eikelvormig. Het formaat is iets kleiner dan van een edelhert. - Loopsporen
Pootafdrukken van een mannetje zijn 5 cm breed en 8 cm lang. Die van een vrouwtje 3,5-4 cm breed en 5-6 cm lang. De pootafdrukken zijn aan de bovenzijde smaller dan aan de onderzijde en met spitse hoefpunten. Ze zijn gemakkelijk te verwarren met pootafdrukken van andere hoefdieren, hoewel smaller dan edelhert. De afstand tussen de pootafdrukken is in stap 60 cm en in galop 150-200 cm tot 250 bij een mannetje.
Op plekken waar het damhert beken, sloten, paden en dergelijke kruist, zijn vaak wissels te vinden. Deze hebben een breedte van 30 cm of meer. Vaak zijn hier ook pootafdrukken te vinden, vooral bij watergangen, omdat ze dan een aanloopje nemen om eroverheen te springen.
Zowel jonge als oudere dieren zitten elkaar soms achterna in cirkels, bijvoorbeeld om een boom of boomstobbe, waardoor een platgetreden loopspoor ontstaat van ongeveer 3 meter in doorsnee.
Geluid
Het damhert is meestal zwijgzaam. Een kalfje en zijn moeder maken blatende geluiden naar elkaar. Bij gevaar laat een hinde korte, heftige blafjes horen en bij pijn slaken damherten een langgerekt geblaat. In de bronsttijd produceren mannetjes luide, boerende en knorrende roepen. Hindes ’miauwen’ tijdens de bronst.
Waarnemingen doorgeven
Wereld
De oorspronkelijke populaties in Turkije zijn nagenoeg verdwenen. Een klein aantal wilde damherten komt nog voor in de provincie Antalya. Het damhert is in verschillende delen van de wereld geïntroduceerd. Vrijlevende kuddes komen, behalve in Europa, voor in Noord- en Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland en Australië. Het damhert is nu het meest wijdverspreide hert ter wereld.
Europa
In het laatste interglaciaal (dat is de periode tussen ijstijden) kwam het damhert in een groot deel van Europa voor. Tijdens de laatste ijstijd werd het teruggedrongen tot Turkije en mogelijk ook Zuidoost-Europa. Al duizenden jaren geleden werden damherten door mensen geïntroduceerd in landen rond de Middellandse Zee, en later in Midden- en Noord-europa. De Romeinen hebben een belangrijke rol gespeeld bij de verspreiding over Europa, maar ook de Phoeniciërs en Normandiërs hebben hieraan bijgedragen. De Normandiërs hebben het damhert in de 11e eeuw ingevoerd in Engeland. De meeste introducties dateren echter van later, vanaf de 20ste eeuw. Tegenwoordig komt het damhert voor in de meeste Europese landen. Naar het noorden wordt de soort gevonden tot in Midden-Zweden.
Nederland
Grote, vrijlevende populaties van vele honderden dieren komen voor in de duingebieden van Kennemerland (Nationaal Park Zuid-Kennemerland, de Amsterdamse Waterleidingduinen), Schouwen-Duiveland (Kop van Schouwen), de Veluwe en kleinere populaties in de Manteling van Walcheren, het Horsterwold en op de Utrechtse Heuvelrug. Vanuit deze natuurgebieden zwerven dieren regelmatig uit naar de omgeving. Door het hele land worden damherten gehouden op kinderboerderijen en in hertenkampen. Daar ontsnappen wel eens dieren zodat er verspreid over Nederland in vrijwel elke provincie groepjes in de vrije natuur voorkomen. Het damhert ontbreekt op de Waddeneilanden.
- Rode Lijst NL (2020): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL (2009): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL (1994): bedreigd
- Omgevingswet: bijlage IX van artikel 11.54
- Habitatrichtlijn (1992): niet vermeld
- Conventie van Bern (1982): appendix III
- Nederlands Soortenregister
- IUCN Red List
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Artiodactyla (Evenhoevigen)
Familie: Cervidae (Herten)
Geslacht: Dama
Soort: Dama dama
-
2024 Losse artikelen - Lutra (pdf)
The impact of fallow deer (Dama dama) grazing on the biodiversity of a Dutch coastal dune system
-
2022 Rapportages onderzoek (pdf)
Hoefdierenadvies provincie Utrecht
-
2020 Rapportages onderzoek (pdf)
beoordeling concept Faunabeheerplan Damhert 2020-2026 2.0
-
2015 Rapportages onderzoek (pdf)
Effecten van damherten op andere zoogdiersoorten in de Amsterdamse Waterleidingduinen
-
2012 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 23 / nr. 2 / zomer 2012
-
2011 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 22 / nr. 4 / winter 2011
-
2010 Rapportages onderzoek (pdf)
2010.71 Effecten van populatiebeheer op gedrag van ree, damhert, edelhert en wild zwijn
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.02 Verspreidingsonderzoek Nederlandse Zoogdieren VONZ 2008
-
2008 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 51(1)_Renard et al_2008
-
2008 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 51-1 2008
-
2008 Telganger
Telganger / 2008-1 / juli (pdf)
-
2008 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 19 / nr. 3 / oktober 2008
-
2006 Telganger
Telganger / 2006-1 / juli (pdf)
-
2005 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 16 / nr. 3 / september 2005
-
2004 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 15 / nr.4 / december 2004
-
1994 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 05 / nr. 1 / maart 1994
-
1992 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 03 / nr. 1 / maart 1992
-
1991 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 02 / nr. 4 / december 1991