Primaire tabs
Bosmuis

De bosmuis (Apodemus sylvaticus) behoort tot de ware muizen. De soort kenmerkt zich door grote ogen en oren, een puntige snuit en een lange staart. De bosmuis heeft een geel- tot donkerbruine rug en een witte tot grijze buik. Er kan gemakkelijk verwarring optreden met de grote bosmuis of andere ware muizen.
Uiterlijke kenmerken
De bosmuis heeft een geel- tot donkerbruine rug en een witte tot grijze buik. Er is geen duidelijke grens (demarcatielijn genoemd) tussen boven- en onderzijde. Vaak heeft de bosmuis een gele borstvlek en een rugstreep. De gele borstvlek vormt nooit een halsband, in tegenstelling tot die van de grote bosmuis waar dit wel het geval is. Jonge dieren zijn grijsbruin op de rug en donkergrijs tot wit op de buik. De staart is lang en tweekleurig: donker van boven en licht van onder. De staartlengte is 80 tot 120 % van de lengte het lijf. Over de staart lopen 130 tot 180 ringen. Hij heeft korte voorpoten met vier tenen en lange achterpoten met vijf tenen. De oren zijn groot en steken duidelijk uit de vacht en de ogen zijn donker en groot. Hij heeft een korte snuit met een roze neusspiegel, grijze snorharen en sterke tanden.
Afmetingen
lengte kop-romp: 75-110 mm
lengte staart: 70-115 mm
gewicht: 13-35 g
Mannetjes worden iets groter dan vrouwtjes.
Determinatie
Voor de in Nederland voorkomende muizen (ware muizen, woelmuizen en spitsmuizen) heeft de Zoogdiervereniging in samenwerking met Naturalis de soortzoekers gemaakt om mensen te helpen bij de determinatie van deze lastige groep zoogdieren. Selecteer links in beeld de waargenomen kenmerken, waarna enkel nog de soorten worden getoond die hieraan voldoen.
Er zijn voor muizen drie soortzoekers gemaakt:
Gelijkende soorten
De bosmuis wordt soms voor een huismuis aangezien, maar is hiervan direct te onderscheiden door het ontbreken van de karakteristieke muffe lucht die huismuizen verspreiden. Ook is verwarring met de grote bosmuis mogelijk. Deze komt in Nederland echter alleen in Zuid-Limburg en in het oosten voor terwijl de bosmuis wijdverspreid door heel Nederland voorkomt.
Habitat
De bosmuis komt, ondanks zijn naam, voor in zowel bossen als open terreinen. Zolang er maar voldoende dekking is zoals lage begroeiing of verspreid liggende stenen. De bosmuis is te vinden in duinen, heide, akkers, wegbermen, niet te natte rietlanden en braakliggend land. Maar ook in boomgaarden, parken en tuinen. In zeer natte terreinen en open weilanden komt hij niet voor.
Leefwijze
De bosmuis is een nachtdier en is zeer actief. In de korte zomernachten is er meestal één activiteitspiek, in de langere winternachten zijn er meestal twee perioden van activiteit met daartussen een rustperiode. Bij nat of koud weer is de bosmuis minder actief. Bosmuizen kunnen goed rennen, springen en klimmen dankzij sterke achterpoten waarmee ze zich op een kangoeroeachtige manier voortbewegen. Bij onraad richten bosmuizen zich op de achterpoten op. Ze hebben een scherpe reuk en herkennen andere muizen hoofdzakelijk aan hun geur. De bosmuis houdt geen winterslaap, maar bij voedselschaarste treedt er een soort verstarring van het lichaam op. Er wordt dan veel minder energie gebruikt.
Voedsel
De bosmuis heeft een gevarieerd dieet. Hij eet zowel plantaardig als dierlijk voedsel en klimt hiervoor makkelijk in bomen. De bosmuis eet voornamelijk zaden van grassen maar ook van onkruiden, en verder bessen, noten, wortels en paddenstoelen. Het dierlijk voedsel bestaat vooral uit spinnen, slakken, kevers en rupsen en poppen van dag- en nachtvlinders.
Soms legt de bosmuis een voedselvoorraad aan in de omgeving van zijn hol. Dit is een klein, cilindervormig putje van ongeveer 3 cm doorsnee, soms zijn er meerdere op een rij. Ze worden volgestouwd met graan- of maïskorrels. Ze zijn te vinden op akkerranden en zijn alleen te zien als ze nog niet afgedekt zijn met. In zijn hol legt de bosmuis ook een voedselvoorraad aan. Deze voorraad kan enorm zijn. Een bosmuis eet zijn voedsel vaak op een eetplekje op. Vaak is dit onder een struik of een boom en soms gebruikt hij een oud vogelnest als plekje om rustig te kunnen eten.
Territorium
De grootte van het leefgebied is afhankelijk van biotoop en voedselaanbod. In bossen is een leefgebied van een mannetje gemiddeld 2250 m2 groot en dat van een vrouwtje 1800 m2. In schrale biotopen, zoals duinen, kan een leefgebied van mannetjes tot 36.000 m2 groot zijn en dat van vrouwtjes 16.000 m2 zijn. De dichtheden verschillen per jaar en zijn het hoogst in de nazomer: gemiddeld 13 tot 60 per ha, tegenover 4 tot 7 dieren per ha in het voorjaar .
Gemiddeld leggen bosmuizen per nacht 14-20 m af, waarbij de mobiliteit van mannetjes veel groter is dan die van vrouwtjes. In de voortplantingstijd worden grotere afstanden afgelegd: tot wel 350 m en meer.
Mannetjes verdedigen hun territorium tegen indringers. Leefgebieden van mannetjes overlappen elkaar, dat van vrouwtjes niet.
Verblijfplaats
De bosmuis graaft met zijn tanden en voorpoten een gangenstelsel tot 50 cm onder grond. Deze gangen hebben meestal twee uitgangen, zijn ongeveer 1 m lang en 3 cm in doorsnede en de ingang loopt recht naar beneden. De gangen worden gebruikt om de dag door te brengen en jongen te werpen en leiden naar voorraadkamers waar het voedsel wordt opgeslagen. Gangenstelsels kunnen generaties lang gebruikt worden en de uitgegraven aarde ligt meestal in een waaiervormig stortbergje voor de ingang. Het nest zelf wordt gemaakt van bladeren, mossen en grassen en ligt ondergronds of bovengronds. Soms wordt hiervoor een nestkast, vogelnest of boomholte gebruikt.
Voortplanting
Het voortplantingsseizoen van de bosmuis loopt van maart tot oktober, met een piek in juli en augustus. Na een draagtijd van 23 tot 26 dagen, worden 3 tot 8 (gemiddeld 5 tot 6) jongen geboren. Later in het jaar worden de worpen kleiner (ook wel resorptie genoemd). De jongen worden blind en naakt geboren en wegen 1-2 gram. Later krijgen ze een grijze vacht. Enkel het vrouwtje zorgt voor de jongen. Zogende vrouwtjes keren vaak terug naar het nest om de jongen te laten zogen. De zoogtijd duurt 18 tot 22 dagen. Als de jongen 7-8 g wegen, verlaten ze het nest en gaan ze op zoek naar een eigen leefgebied.
Een vrouwtje krijgt gemiddeld drie worpen per jaar. Jongen die vroeg in het jaar geboren zijn, zijn later dat jaar al geslachtsrijp, jongen die later in het jaar geboren zijn het daaropvolgende jaar. Mannetjes zijn meestal geslachtsrijp als ze zo'n 12 g wegen, vrouwtjes als ze 15 g wegen.
Leeftijd
De bosmuis kan achttien maanden oud worden, maar wordt gemiddeld maar drie maanden oud. In gevangenschap kan hij meer dan vier jaar worden.
Natuurlijke vijanden van de bosmuis zijn onder andere wezel, hermelijn, das, marter, vos, kat, steenuil, bosuil, velduil, kerkuil, ransuil en torenvalk. De bosmuis moet nooit aan de staart opgetild worden. De huid van de staart stroopt namelijk makkelijk af waarna het afgestroopte staartdeel afsterft.
Zicht
In het algemeen is het makkelijker om sporen van de bosmuis waar te nemen dan de bosmuis zelf. De bosmuis kan zeer gemakkelijk met een live-trap gevangen worden. Daarbij stopt hij soms de ingang van de inloopval met aarde en steentjes dicht.
Sporen
- Vraatsporen
De bosmuis laat vraatsporen achter op sparren- en dennenkegels, paddenstoelen, beukennootjes, walnoten, bramen, maïskorrels, aronskelken, bloeiwijzen van bomen en twijgen. Deze worden zelden geheel opgegeten. Vraatschade van muizen is herkenbaar maar niet op soort te onderscheiden. Vraatschade aan naaldboomkegels bovenin bomen kan het werk zijn van de bosmuis. Vraatsporen aan hazelnoten kunnen het werk zijn van de bosmuis. Elke muizensoort houdt een hazelnoot anders vast en bewerkt deze anders. De bosmuis steekt de noot voor zich uit, in het verlengde van zijn snuit, maakt een gaatje met de onderste snijtanden en knaagt de noot al ronddraaiend verder aan totdat het gaatje groot genoeg is om de inhoud van de noot eruit te eten. Grote aantallen eikels onder bomen met parallel lopende snijvlakjes of flinke aantallen rozenbottels en zaadresten onder rozenstruiken zijn ook vaak het werk van de bosmuis. In de nawinter of vroege lente kunnen restanten van de voedselvoorraad gevonden worden, bijvoorbeeld lege kersenpitten. Een bosmuis werkt die namelijk zijn nest uit. - Uitwerpselen
Uitwerpselen van de bosmuis zijn cilindervormig en hebben stompe polen. De lengte is 4-6,5 mm en ze zijn 2-3,5 mm in doorsnede. Ze zijn, afhankelijk van het gegeten voedsel, bruin tot donkerbruin of groen. De keutels zijn korter en hebben stompere polen dan die van andere ware muizen, en lijken daardoor op die van woelmuizen. De vindplaatsen verschillen echter: keutels van woelmuizen liggen op looppadjes, die van de bosmuis (die geen looppaadjes maakt) worden verspreid door het leefgebied uitgescheiden. - Loopsporen
De pootafdrukken van de voorvoet van de bosmuis zijn 12 mm lang en 15 mm breed en die van de achtervoet 20 mm lang en 15 mm breed. De voorvoet heeft 4 tenen en de achtervoet 5 waarvan er 2 naar buiten en 2/3 naar voren wijzen. Het staartspoor is vaak ook te zien. De bosmuis beweegt zich voornamelijk voort in sprongengalop. - Graafsporen
Het hol van een bosmuis kan herkend worden aan de uitgegraven aarde die in een waaiervormig stortbergje voor de ingang ligt. Naast de bruine rat is de bosmuis de enige muizensoort die dit doet. Het hol van de bruine rat is echter groter. - Braakballen
Komt vaak voor in braakballen van bosuil, kerkuil en ransuil.
Geluid
De bosmuis maakt zachte, piepende geluiden en bij angst slaakt hij een korte hoge gil. Tijdens diverse sociale contacten en als de dieren in het nest zijn, maken ze ultrasone geluiden tot 70 kHz. Met een bat-detector zijn de ultrasone geluiden waar te nemen.
Waarnemingen doorgeven
Wereld
Europa, het uiterste noorden van Afrika en plaatselijk in het noorden van Turkije.
Europa
Een groot deel van Europa, noordelijk tot in Zuid-Scandinavië, naar het oosten tot in Oost-Oekraïne en het westen van Rusland. Daarnaast ook op IJsland en op enkele eilanden in de Middellandse Zee.
Nederland
In Nederland komt hij overal talrijk en algemeen voor, ook op de Waddeneilanden.
- Rode Lijst NL (2020): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL (2009): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL (1994): thans niet bedreigd
- Omgevingswet: bijlage IX van artikel 11.54
- Habitatrichtlijn (1992): niet vermeld
- Conventie van Bern (1982): niet vermeld
- Nederlands Soortenregister
- IUCN Red List
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Rodentia (Knaagdieren)
Familie: Muridae (Muisachtigen)
Geslacht: Apodemus
Soort: Apodemus sylvaticus
-
2018 Rapportages onderzoek (pdf)
Faunasoorten van bossen
-
2015 Telganger
Telganger / 2016-1 / april (pdf)
-
2015 Telganger
Telganger / 2015-2 / oktober (pdf)
-
2015 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 58(1)_Lammertsma_book review_2015
-
2015 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 58(1)_Kleef & Wijsman_2015
-
2013 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 24 / nr.3 / herfst 2013
-
2012 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 23 / nr. 2 / zomer 2012
-
2011 Rapportages onderzoek (pdf)
2011.42 muizen Oostvaardersplassen 2011
-
2011 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 22 / nr. 1 / voorjaar 2011
-
2010 Rapportages onderzoek (pdf)
2010.58 Muizen Oostvaardersplassen 2010
-
2010 Rapportages onderzoek (pdf)
2010.36 Knaagdiermonitoring in Nederland
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.56 Onderzoek naar het voorkomen van (noordse woel)muizen rond Oosterend, Texel 2009
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.54 Zoogdieronderzoek Vuurtoreneiland bij Durgerdam
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.26 Onderzoek naar (noordse woel)muizen in Staatsbosbeheerterreinen de Korverskooi, Texel 2009
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.25 Onderzoek naar belang van de Bosschendijk voor de noordse woelmuispopulatie van de Oude Maas
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.17 Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in relatie tot het project Zuiderklip
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.04 Muizenweekend IJsselvallei
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009 Muizeninventarisatie Kappersbulten
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.57 Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in Polder de Gagel en de Molenpolder
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.44 Effect van terreinbeheer op muizen in het zuidelijke deel van Natura-2000 gebied ‘Duinen van Texel’
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.35 Het belang van de Nieuwe Stadse Zeedijk bij Stad aan ’t Haringvliet voor de noordse woelmuis
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.12 Onderzoek naar het belang van de Buitenhavendijk te Middelharnis voor de noordse woelmuis
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.043 (Vleer)muisonderzoek Boonervliet / Bommeer
-
2007 Rapportages onderzoek (pdf)
2007.54 Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in de Jan Durkspolder, Wolwarren, Wolwarren,
-
2007 Rapportages onderzoek (pdf)
2007.52 Pilot Auto- en bootvleren
-
2007 Rapportages onderzoek (pdf)
2007.34 Zoogdieronderzoek Kanaalzonde Zeeuws-Vlaanderen
-
2004 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 15 / nr. 1 / maart 2004
-
2000 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 11 / nr. 3 / september 2000
-
1999 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 10 / nr. 1 / mei 1999
-
1996 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 07 / nr. 4 / december 1996
-
1995 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 06 / nr. 4 / december 1995