

Herkenning
De Bechsteins vleermuis (Myotis bechsteinii) is een middelgrote soort met een gewicht van 7 tot 13,5 gram, een spanwijdte van 250-285 mm en een onderarmlengte 39-47 mm. Het meest opvallend zijn de oren, die in vergelijking met andere Myotissoorten erg lang zijn. De buitenrand heeft 9 plooien, de tragus is lang en lancetvormig en reikt tot halverwege het oor. De vacht is relatief lang, de rugzijde is vaalbruin tot roodachtig bruin en de buikzijde lichtgrijs. Het spoorbeen is recht en reikt tot eenderde tot de helft van de staartvlieghuid.
Ecologie
Biotoop en jachtgedrag
Deze soort komt vooral in bossen voor, voornamelijk in gemengde vochtige bossen. Hij vliegt pas uit bij het vallen van de duisternis. Hij heeft een fladderende vlucht en vliegt behendig in kleine ruimten. Hij jaagt op 1-5 meter hoogte en vangt ook prooien van takken en bladeren af. Het voedsel bestaat vooral uit vlinders en tweevleugeligen, spinnen, oorwormen, en rupsen en niet-vliegende loopkevers.
Verblijfplaatsen
Zomerverblijven bevinden zich in boomholten en vleermuiskasten en soms in gebouwen. Vrouwtjes verblijven in kraamkolonies van 10-30 dieren, die iedere paar dagen verhuizen. Solitaire dieren verblijven ook in groeven, grotten en achter loshangende boomschors. 's Winters verblijft hij in (ijs)kelders, groeven, grotten en soms in boomholten. Meestal hangen de dieren solitair in hun winterverblijven. De winterverblijven bevinden zich op korte afstand van de zomerverblijven.