VleerMUS gemeente Amersfoort 2022
Urbaan gebied is haast per definitie ook dynamisch gebied; er vinden veel ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Gebouwbewonende soorten, zoals verschillende vleermuissoorten, kunnen daardoor negatieve effecten ondervinden. Vleermuizen zijn strikt beschermd onder de Habitatrichtlijn, in Nederland geïmplementeerd in de Wet natuurbescherming. Om ruimtelijke ontwikkelingen toch mogelijk te maken conform de Wet natuurbescherming, worden verschillende maatregelen voor onder andere vleermuizen genomen. Om onnodige vertragingen en kosten te voorkomen, gaan steeds meer gemeentes en woningcorporaties over tot het werken met zogenaamde ‘Gebiedsgerichte Ontheffingen’ (verder GO). Deze ontheffingen richten zich op een groot projectgebied. Onderdeel van de GO’s zijn soortmanagementplannen voor beschermde soorten (verder SMP). Wanneer conform de SMP’s in de GO’s wordt gewerkt, worden negatieve effecten op de Staat van Instandhouding (verder SvI) van de desbetreffende soorten voorkomen. Aan GO’s en als onderdeel van de SMP’s, is een monitoringsverplichting verbonden. Deze monitoring dient inzichtelijk te maken of de SvI daadwerkelijk niet geschaad wordt en moet inzicht geven in de populatieontwikkeling van de desbetreffende soorten, één van de indicatoren van de SvI. De ontwikkeling of trend van de populatieomvang is een belangrijke SvI-indicator (Limpens & Schillemans, 2016). De Zoogdiervereniging heeft daarom voor de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger en de ruige dwergvleermuis een methode ontwikkeld voor monitoring op populatieniveau in het urbane gebied en/of op het niveau van de gemeente. Zij is opgezet omdat gangbare methoden (dieren in verblijfplaatsen te tellen) in urbane context praktisch niet toepasbaar zijn voor een gedegen populatiemonitoring. Voor meer achtergrond over de methodekeuze wordt verwezen naar Limpens et al., 2015. Het ontwikkelen van deze methode is gebeurd in opdracht van zes grote gemeentes (Utrecht, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Tilburg en Ede). Deze methode, genaamd vleerMUS (Limpens et al., 2015), bestaat uit het afleggen van fietstransecten, waarbij met een automatische batdetector (Batlogger) opnames worden gemaakt van de aanwezige vleermuizen. Uit deze activiteitsmetingen kan na verloop van tijd een trend in de relatieve activiteit worden afgeleid, welke als proxy dient voor de trend van de populatie. De vleerMUS methodiek sluit aan op de landelijke monitoringsmethodiek voor gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis: NEM-Vleermuis Transect Tellingen ofwel NEM-VTT. Het voornemen is om vleerMUS hierin op te laten nemen. De gemeente Amersfoort zet vleerMUS in voor het volgen van de trend in akoestische activiteit voor gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger in het urbane gebied. De gemeente werkt hiervoor samen met de Vleermuiswerkgroep Amersfoort (VLAM), welke grotendeels verantwoordelijk is geweest voor de dataverzameling.