Monitoring meervleermuis in Natura 2000-gebied Veluwe, 2017-2020
Provincie Gelderland heeft de Zoogdiervereniging opdracht gegeven invulling te geven aan de monitoring van de meervleermuis (Myotis dasycneme) in Natura 2000-gebied Veluwe in de periode 2017-2020. De monitoring van de meervleermuis op de Veluwe heeft als doel basisgegevens te leveren voor de evaluatie van het Natura 2000 beheerplan voor dit gebied. Met deze basisgegevens moet kunnen worden beoordeeld of de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied gehaald worden. Voor monitoring van de functie overwinteringsgebied zijn in 2017 en in 2020 aantalstrends weergegeven voor het N2000-gebied Veluwe op basis van de gegevens die worden verzameld voor het NEM Meetprogramma wintertellingen. De aantalstrend voor de Veluwe als overwinteringsgebied is voor de periode 1986-2020 nog steeds een sterke toename. De trend voor de Veluwe voor de laatste 10 jaar is wel veranderd. Deze trend was onzeker (2008-2017) en is nu stabiel (2011-2020). De trend op de Veluwe wijkt af van de trend in geheel Nederland. Voor geheel Nederland is namelijk sprake van een matige toename, zowel vanaf 1986 als in de laatste 10 jaar. Voor monitoring van de functie zwermgebied heeft de zoogdiervereniging van 2017 tot en met 2020 op verschillende locaties onderzoek gedaan. Er zijn binnen Natura 2000-gebied Veluwe in totaal 23 objecten bekend, waarin sinds seizoen 2012/2013 tenminste één overwinterende meervleermuis is aangetroffen. Twaalf van deze winterverblijven zijn tenminste éénmaal bezocht voor het onderzoek naar nazomerzwermen. Elf winterverblijven waarin slechts gedurende één á twee jaar, één á twee vleermuizen zijn aangetroffen sinds seizoen 2012/2013, zijn nog niet bezocht voor dit onderzoek. Bij vijf van de bezochte winterverblijven is op basis van geluidsopnamen nazomerzwermen door meervleermuizen vastgesteld in de periode 2017-2020. Dit betreft kelders Klein Heidekamp, KWIII kazerne gebouw 53, waterkelder Deelen Noordkop, bunker Hoge Veluwe I en put Stroe. Voor deze locaties is het belangrijk ervoor te zorgen dat er tenminste tijdens de nazomerzwermperiode geen verstoring plaatsvindt en dat de huidige vegetatiestructuur behouden blijft. Voor de overige locaties kan nog niet worden geconcludeerd dat deze locaties geen belangrijke zwermlocaties zijn, hiervoor is het nodig herhaalmetingen uit te voeren. Door in de komende jaren opnamen van de vegetatiestructuur te maken bij alle winterverblijven waar regelmatig overwinterende meervleermuizen zijn aangetroffen, ontstaat een beter beeld van de mate van geschiktheid van deze locaties voor nazomerzwermen en kunnen duidelijke veranderingen in de vegetatiestructuur worden vastgesteld