OPINIE: Heeft egelopvang nog toekomst?
13 januari 2009
Onderstaand opiniestuk is verschenen in het populair wetenschappelijke tijdschrift Zoogdier van de Zoogdiervereniging en is geschreven door Els Poel Hellinga.
‘In 1984 stond er een oproep in de krant aan mensen die egels opvingen om in Amersfoort bij elkaar te komen. Iedereen was er erg gelukkig mee om samen te kunnen praten over het opvangen en verzorgen van dit bijzondere inheemse dier. Nog niet bedreigd, maar wel talloze malen in moeilijkheden door gevaren als verkeer, gif, verstoring van nesten en het verdwijnen van zijn leefmilieu bijvoorbeeld door de verstening van tuinen. De meeste van de veertig opvangcentra die er in die tijd waren, hadden al de benodigde vergunning.
Die bijeenkomst was het begin van een vruchtbare samenwerking tussen alle mensen die egels opvingen. Er was de jaren daarna veel onderling contact, vooral telefonisch. En om de paar jaar werd het initiatief genomen om bij elkaar te komen, om samen met een dierenarts te praten over medicijnen, de beste behandeling van wonden, huisvesting, de optimale voeding, onderzoek van uitwerpselen (feces) naar parasieten en hoe die te bestrijden en problemen met verweesde egelbaby’s. Deze vergen heel veel intensieve zorg, onder andere door de specifieke voeding, met de eerste weken vele flesvoedingen per dag, maar ook ’s nachts. De dierenartsen die een egelverzorger wilden helpen, wisten aanvankelijk weinig van egels. Helaas worden wilde dieren slechts incidenteel behandeld tijdens de opleiding. Door goede onderlinge samenwerking en jarenlange ervaring kwam er toch een medisch protocol tot stand, dat regelmatig wordt aangepast door dierenartsen én egelverzorgers.
In Engeland is onderzoek gedaan naar egels die na een verblijf in een egelasiel werden vrijgelaten in de natuur. Uit die resultaten is gebleken dat het sterftecijfer niet hoger ligt dan de ‘vrije’ egels (Morris & Sharafi, 1995). Met als uitzondering de eerstejaars egels die volledig met de fles zijn grootgebracht en hun natuurlijke schuwheid niet hebben. Deze worden de eerste winter verzorgd in ‘gesloten tuinen’ van particulieren. De ervaring heeft geleerd dat deze egels binnen enkele weken weer schuw worden, goed kunnen oprollen en steeds meer het natuurlijke voedsel zoeken.
Het aantal adressen waar mensen egels konden brengen die zonder hulp niet zouden overleven, liep op tot zo’n zestig. En al die kleine ‘bedrijfjes’ moesten vrijwilligers werven én donateurs. Dankzij al die hartverwarmende mensen die egels halen, brengen, dagelijks komen verzorgen, overnemen in hun gesloten tuin, is het voor ons mogelijk gebleken om financieel rond te komen.
Deze succesvolle periode kwam ten einde toen een paar jaar geleden geluiden kwamen vanuit het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dat er ‘te veel kleine’ dierenopvangcentra waren. Deze opmerking sloeg met name op egelopvangcentra. Het ‘gerommel’ in de bijkeukens moest maar eens afgelopen zijn. Het zou beter zijn als er verspreid over het land een paar grote professionele opvangcentra zouden zijn die niet alleen egels maar ook eekhoorns, hazen en konijnen zouden opvangen. Het ministerie besloot geen nieuwe vergunningen meer aan opvangcentra te verlenen. Door dit ‘stand still beleid’ ontstond veel verwarring en stress. Niet alleen bij de dierenopvangcentra maar ook bij de overheid.
Een oplossing voor deze situatie dacht het ministerie te vinden in het opstellen van een ‘kwaliteitsprotocol’, dat gekoppeld zou worden aan het verlenen van de vergunning (ontheffing). Het VOND (Vereniging van Opvangcentra van Niet-gedomesticeerde Dieren) waarin in principe alle opvangsectoren zijn vertegenwoordigd, kreeg de opdracht om zo’n protocol op te stellen. En toen (in 2007) is er iets heel erg misgegaan! De (kwaliteits)eisen werden torenhoog opgeschroefd. Eisen als een afgezonderde quarantaineruimte, een gediplomeerd dierenverzorger als beheerder, 24-uurs bereikbaarheid, alle egels onder controle van een dierenarts, verplichte aanname van eekhoorns, hazen en konijnen, daar kan minstens negentig procent van de egelopvangcentra in de verste verte niet aan voldoen. Het ministerie reageerde door alle kritiek ogenschijnlijk geschrokken en zwakte de strenge regels ietsjes af. Uiteindelijk werd een derde aangepast protocol rondgestuurd, maar nog steeds kunnen de kleine en middelgrote egelopvangcentra onmogelijk blijven functioneren.
Het ongeloof bij al die honderden vrijwilligers was zo groot, dat het even duurde voordat een paar centra het initiatief namen om toch maar samen, met het ministerie in gesprek te gaan, om nog te redden wat er te redden viel. Maar de meeste egelopvangcentra hadden al snel het gevoel dat het reddeloos was, dat hun kleinschalige manier van werken niet meer werd getolereerd. Het protest van de egelopvangcentra was in ieder geval zo groot, dat de planning om deze eisen maar meteen in 2008 in te laten gaan, werd aangepast. De invoeringsdatum is uitgesteld tot 1 januari 2009. Maar uitstel is helaas geen afstel. En dat is erg. Want jaarlijks worden door de vrijwilligers van de egelopvangcentra duizenden egels in het hele land opgevangen en weer in de natuur uitgezet.
Meestal is zo’n opvangcentrum gevestigd in een schuur, of tuinhuis, of in mijn geval een blokhut in de tuin. Daar worden wonden uitgespoeld, gebroken pootjes verzorgd, flesjes gegeven aan moederloze egelbaby’s (ook ’s nachts), zieke en onderkoelde egels op een elektrisch warmtematje gelegd, dagelijks medicijnen gegeven en als het nodig is worden de egels naar een dierenarts gebracht. Vrijwilligers verschonen iedere dag de verblijven en ze wegen en voeden de egels. Jaarlijks vangen wij bij onze stichting een paar honderd egels op. Toen onze egelopvang in Amstelveen bleef groeien door grotere bekendheid en de beschikbaarheid van veel vrijwilligers, hebben wij twee dependances opgericht. De egelverzorgers kregen via ons en later steeds vaker rechtstreeks egels binnen, maar konden zonder vergunning (die hun werd geweigerd) werken omdat ze onder mijn vergunning vielen. Wat gaat er gebeuren met deze kleinere organisaties?
De grote kracht van de huidige egelopvangcentra is dat er bijna altijd wel een adres in de buurt is van de mensen die een hulpbehoevende egel vinden. Verweesde egelbaby’s hebben onmiddellijke zorg nodig, aangereden egels overleven een lange rit niet. En bovendien, wie gaat ze zo ver weg brengen? Dierenambulances rijden alleen in hun eigen regio en werken ook met vrijwilligers.
Wordt er dan totaal niet gekeken naar de ons omringende landen? Zowel in Duitsland als in Engeland is een veel toleranter beleid, geboren uit de noodzaak van natuurbescherming. Het opvangen van egels is daar een bloeiende sector. Want hulp voor egels is nodig! Tellingen hebben uitgewezen dat er in Nederland alleen al per jaar tussen de 200.000 en 300.000 egels worden doodgereden. (Life on the edge, Marcel Huijser, 2000). We kunnen hier toch niet praten over natuurlijke selectie. Waar is het ministerie bang voor? Gebroddel in de achtertuin? Gelooft u mij: in al die 27 jaren dat ik een egelopvangcentrum run, heb ik om mij heen niet anders meegemaakt dan een enorme toewijding, warme zorg, emoties als een dier sterft. Al deze mensen, al die vrijwilligers die egels helpen die het door de mens moeilijk hebben gekregen te overleven, wordt het nu onmogelijk gemaakt om door te gaan. Dat betekent dat veel, heel veel, inheemse dieren, maar vooral egels, verloren zullen gaan door wanbeleid van één departement.’
Reacties zijn welkom op: jaarvandeegel@vzz.nl
Opinie door: Els Poel-Hellinga, stichting Egelopvang Amstelveen
Foto: stichting Egelopvang Amstelveen