Ondergrondse woelmuizen in braakbalonderzoek
Binnen het NEM Verspreidingsonderzoek Muizen worden sinds 2005 gegevens van (spits)muizen verzameld met behulp van braakballen. Het project is met name gericht op de verspreiding, en de veranderingen daarin, van de zeldzamere soorten: noordse woelmuis, waterspitsmuis, veldspitsmuis en grote bosmuis, maar levert uiteraard ook veel informatie over overige soorten, zoals de ondergrondse woelmuis.
De ondergrondse woelmuis
De ondergrondse woelmuis staat erom bekend moeilijk te vangen te zijn met inloopvallen, maar kerkuilen schijnen minder problemen te hebben de soort te pakken te krijgen. Verreweg de meeste ondergrondse woelmuisdata zijn dan ook afkomstig uit het braakbalonderzoek, beperkt aangevuld met gegevens vanuit het onderzoek met inloopvallen, doodvondsten en zichtwaarnemingen.
De ondergrondse woelmuis is een voornamelijk Europese soort, die in Nederland de noordwestelijke grens van zijn areaal bereikt. De soort moet het met name hebben van het kleinschalige landschap, met een voorkeur voor overgangen in dichte vegetaties van grassen en kruiden. In de veelal kleine territoria speelt het grootste deel van het leven (zoals de naam al suggereert) zich ondergronds af. De soort graaft eigen gangen, maar kan ook die van mollen of andere woelmuizen gebruiken. Dat ondergrondse woelmuizen duidelijk zijn aangepast aan het ondergrondse leven is ook te zien aan het kleine formaat en de duidelijk afgeplatte schedel. Kerkuilen weten de soort wel te vangen, maar door het feit dat ondergrondse woelmuizen ten opzichte van andere woelmuizen relatief veel meer ondergronds opereren, is het aandeel van de soort in een partij meestal beperkt tot één of enkele exemplaren.
Ondergrondse woelmuizen worden in principe niet boven de grote rivieren aangetroffen. Alleen in de Achterhoek, en met name rond Winterswijk, komt de soort ten noorden van de Rijn voor. Dit gebied maakt deel uit van het verspreidingsgebied richting het oosten in Duitsland. In Nederland zitten nog flinke gaten in het verspreidingsgebied, veroorzaakt doordat gebieden ongeschikte biotopen bevatten, maar ongetwijfeld ook omdat er uit een aantal gebieden nog niet voldoende braakbalmateriaal verzameld is. Een blijvende opgave.
Waar zitten de meeste ondergrondse woelmuizen?
Zijn er gebieden in het zuiden van Nederland waar relatief meer ondergrondse woelmuizen aanwezig zijn? En blijkt dat uit het braakbalonderzoek?
Van alle partijen met 50 prooien of meer (1655 stuks) is het percentage berekend dat ondergrondse woelmuizen uitmaken van het totale aantal prooien. Gemiddeld bedraagt het aantal ondergrondse woelmuizen in een partij (van minimaal 50 prooien met minimaal één ondergrondse woelmuis) 2,45 exemplaren. De 1655 partijen zijn ingedeeld in 5 categorieën: tot 5% (1434 stuks), 5-10% (189 stuks), 10-15% (20 stuks), 15-20% (9 stuks) en 20-25% (3 stuks) aandeel ondergrondse woelmuis.
De kaart lijkt te tonen dat aan de randen van het verspreidingsgebied van de ondergrondse woelmuis in Nederland het aandeel van de soort op het totale aantal prooien het kleinst is. Met name in zuidelijk Limburg is een aantal locaties met hogere percentages aanwezig. Het is interessant om over 10 jaar, wanneer er nog veel meer braakbalpartijen zijn geanalyseerd (en mogelijk de witte gebieden voor de soort ook beter bemonsterd zijn) te kijken in hoeverre dit nog steeds het beeld is.
Het NEM Verspreidingsonderzoek Muizen
Bekijk deze pagina voor meer informatie over het NEM Verspreidingsonderzoek Muizen. Daar lees je meer over wat het meetprogramma precies inhoudt, hoe je mee kan pluizen, maar ook hoe je braakballen kan aanleveren voor het onderzoek.
Abonneer je op de Telganger
Dit artikel over de ondergrondse woelmuis is afkomstig uit de nieuwste editie van de Telganger. Deze nieuwsbrief verschijnt twee keer per jaar en geeft per meetprogramma een update van laatste resultaten en/of ontwikkelingen. Klik hier om je aan te melden om nieuwe Telgangers per e-mail te ontvangen en hier om oude versies te downloaden.