Nieuwkomers die blijvertjes (b)lijken
In een tijd dat veel natuur ernstig onder druk staat, met het afnemen of verdwijnen van soorten tot gevolg, speelt zich een opvallende ontwikkeling af bij een aantal roofdieren. Waar bijvoorbeeld de kleine marters onder druk staan, nemen de grotere soorten in aantal en verspreiding toe. Daarnaast zijn er, grofweg sinds de eeuwwisseling, vier soorten bij gekomen, wilde kat, wasbeerhond, wolf en goudjakhals. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen deze nieuwkomers?
De oorsprong van deze soorten is verschillend. Wolf en wilde kat zijn van Europese origine. Door actieve vervolging zijn ze eerder uit ons land verdreven naar onherbergzame oorden vanwaaruit ze zich langzaam herstellen. Beëindigen van vervolging door Europese bescherming vanuit de Habitatrichtlijn is een belangrijke oorzaak van hun terugkeer. Iets wat geen opgang doet voor de wasbeerhond. Deze exoot stamt van origine uit Oost-Azië en is de Oeral gepasseerd via bontkwekerijen. Daaruit ontsnapte exemplaren zijn aan een succesvolle opmars bezig en hebben ons land bereikt rond 2000. Ook de goudjakhals is bezig aan een enorme uitbreiding van zijn areaal. Omdat dit zonder enige menselijke hulp gebeurt, is hij echter geen exoot. De goudjakhals is bekend van India tot de Kaukasus, Turkije en de Balkan. Na een eerste uitbreiding door Oost-Europa noordwaarts is hij inmiddels goed gevestigd tot in de Baltische staten en Finland. Pas later is er ook een westwaartse uitbreiding gestart. De eerste waarnemingen in Nederland (2016) waren nagenoeg gelijk met die van de wolf (2015).
Europese wilde kat
Europese wilde katten (ook wel Europese boskat), leiden net als de meeste andere katachtigen een solitair bestaan. Mannetjes en vrouwtjes zijn zeer territoriaal en houden soortgenoten op afstand door het territorium af te bakenen met geursporen. Het territorium van vrouwelijke wilde katten is gemiddeld kleiner dan dat van mannelijke dieren waardoor het territorium van één mannelijke wilde kat overlap kan hebben met verschillende vrouwtjes. Enkel in de paartijd in januari-maart komen wilde katten van beide geslachten voor een korte periode samen. Daarna gaan ze hun eigen weg en voedt de moeder in haar eentje de jongen op. Afhankelijk van de regio waar de dieren leven, worden de jongen geboren tussen maart en juni. Een gemiddeld nest bestaat uit 3-4 jongen waarvan naar schatting de helft de eerste maanden overleeft. In de eerste vijf weken van hun leven blijft de moeder met jongen vaak in de buurt van hun nest, maar na deze periode verplaatst de familie zich richting gebieden waar de jongen kunnen leren jagen. Afhankelijk van het voedselaanbod blijven de jongen tot ongeveer vijf maanden bij de moeder, waarna ze een eigen territorium moeten zoeken.
Wasbeerhond
De wasbeerhond is met zijn gemiddelde 60 cm lengte de kleinste van de nieuwe hondachtigen. Hij bewoont loofbossen met een rijke ondergroei. In het voorjaar vooral moerasbos en in de herfst meer bostypen met een rijke ondergroei met bessen. Die bessen zijn belangrijk om een vetvoorraad aan te leggen. Bij strenge kou houdt hij een winterslaap, ondanks dat zijn wintervacht lang en dicht is. Dat maakt hem geliefd voor de bontindustrie. Wasbeerhonden zijn echte familiedieren. Ze zijn monogaam en bewonen als paar een gemeenschappelijk territorium. Het zijn slechte jagers, eerder opportunistische scharrelaars. Ze eten kleine terrestrische dieren, insecten, eieren van grondbroeders en vruchten in een beperkte home range van 3,5-9,5 km². In de herfst – bij een overvloed aan voedsel – worden meerdere familiegroepen wel samen gezien. Familiegroepen kunnen uit verrassend veel leden bestaan, door de worpgrootte die varieert van 2 tot 16 (gemiddeld 9) welpen. Dit voortplantingssucces is mogelijk het gevolg van niet aangesproken vetreserves na de winterslaapperiode. Daardoor blijft er in het voorjaar energie over om in de ontwikkeling van veel welpen te steken. De paartijd (februari-maart) en draagperiode (62 dagen) komen overeen met wolf en goudjakhals. Ze gebruiken bij voorkeur bestaande holen van vos of das. Ook werpen in dekking bovengronds komt voor, waar de overleving van jongen een nog grotere uitdaging vormt. Beide seksen verzorgen de jongen met het aandragen van voedsel, later foerageren ze in een familiegroep.
Wolf
De wolf leeft in familiegroepen – roedels – die door moeder en vader wolf worden geleid. De overige dieren in de groep zijn de welpen van dat jaar en de volgroeide welpen van het vorige jaar. Meestal trekken deze laatste binnen maximaal twee jaar weg om hun eigen gezin te stichten. Soms blijven ze langer hangen. Dit is vaak zo als er voldoende voedsel in het leefgebied voorhanden is. De ‘draagkracht’ van het gebied kan dan een grotere wolvenfamilie voeden. Zolang jongen nog deel uitmaken van de groep, helpen ze het gezin tijdens de jacht en met het grootbrengen van nieuwe welpen. Een typisch wolvengezin in Europa bestaat dus uit de beide ouders met hun onvolwassen welpen. Een familie wolven zal hun territorium verdedigen tegen andere wolven. Ze zullen zich dus vijandig opstellen tegenover hun – niet nauw verwante – soortgenoten. Ook andere hondachtigen zoals de goudjakhals en vos worden niet getolereerd in het leefgebied van de wolf; deze hebben immers een overlappend dieet en confrontatie tussen de wolf en andere hondachtigen loopt vaak fataal af voor de laatste. Gemengde groepen van carnivoren zijn dan ook erg zeldzaam onder natuurlijke omstandigheden.
Nederland en België behoren tot de drukstbevolkte regio’s ter wereld. Een wolf vereist een erg groot territorium (in Europa: 200-350 km²), zeker in vergelijking met de oppervlakte resterende natuur in de Benelux. Hierdoor is het niet zeldzaam dat wolven dicht bij bewoond gebied komen en gespot worden. Doortrekkende individuen op zoek naar een partner en territorium eten vaker makkelijke prooien zoals huisdieren (schapen, alpaca’s, pony’s etc.). Het is mogelijk om een goede wolfwerende omheining te bouwen om dergelijke incidenten te voorkomen. Het Wolf Fencing Team in België heeft dit aangetoond. Bij bedreiging en uit zelfverdediging kan een wolf tot de aanval overgaan. Doorgaans heeft hij het al snel door als er een mens in zijn buurt komt en kiest hij ervoor om op een veilige afstand te blijven. Vele doortrekkende wolven zijn reeds verkeersslachtoffer geworden, doodgeschoten of zelfs verdronken (in het Albertkanaal). Hoewel de wolf vooral overdag en in de schemering actief is, kiest hij er steeds vaker voor om – in regio’s met veel menselijke verstoring – ook ’s nachts actief te zijn.
Goudjakhals
De goudjakhals kent een vergelijkbare sociale structuur als de wolf. Een paartje goudjakhalzen bakent een territorium af waarin ze samen met hun jongen leven totdat deze volwassen zijn en wegtrekken om zelf hun eigen gezin en territorium te stichten. Net als de wolf kunnen ze grote afstanden afleggen in de zoektocht naar een partner en/of leefgebied. De goudjakhals vereist een minder uitgestrekt territorium dan de wolf (slechts enkele vierkante kilometers) en zal sterk ontwijkingsgedrag vertonen ten opzichte van de wolf. Men kan dus verwachten dat onder ideale omstandigheden in de Benelux de regio’s door de goudjakhals ingenomen zullen worden die niet tot het grondgebied van de wolf behoren, bijvoorbeeld vanwege een te kleine oppervlakte. De goudjakhals is overwegend schemer- en nachtactief. Hierin verschilt hij dus van de wolf (die vooral overdag of tijdens de schemering actief is). De relatie met andere grote carnivoren is antagonistisch door competitie voor voedsel en een territorium. Elke vorm van duurzame sociale interactie tussen de beschreven grote carnivoren lijkt dus op het eerste zicht erg onwaarschijnlijk. Er is echter een waarneming van een mannetje goudjakhals die gedurende twee kalenderjaren (2020-2021) optrok met een vrouwtje vos met jongen in Zuidwest-Duitsland. Zelfs het delen van voedsel en positieve sociale interacties werden geobserveerd. De reden achter dit opmerkelijk gedrag kan liggen in de uitsluiting van dit dier door zijn soortgenoten. Ook is er bijvoorbeeld in India en Griekenland een zekere ‘tolerantie’ van wolven ten opzichte van goudjakhalzen geobserveerd. De goudjakhalzen fungeren dan als ‘ondergeschikten’ aan de wolvenroedel en voeden zich met de restjes van de wolvenmaaltijd. Dit is waarschijnlijk alleen mogelijk bij voldoende voedselaanbod. Doordat gedomesticeerde dieren – net zoals bij de wolf – al eens op het menu van de goudjakhals verschijnen, is een conflict met de mens niet uit te sluiten. Dit zal erg gelijkaardig zijn met de huidige problematiek van de wolf.
Genoeg vragen, weinig antwoorden
Antwoorden op ‘waarom’-vragen zijn niet eenduidig te geven. Voor alle roofdieren is de aanwezigheid van geschikte prooidieren een voorwaarde. Met hun aanwezigheid bewijzen deze roofdieren dat er prooien genoeg zijn. Maar hoe verdelen deze roofdieren de aanwezige prooien? Ook zal er vast overlap ontstaan zowel tussen de aanwezige roofdieren met de nieuwelingen als tussen deze nieuwelingen onderling. Daarvoor zal een verdeelsleutel gevonden moeten worden. Het langzaam uitkristalliseren van zo’n nieuwe orde levert voor geïnteresseerden een opwindende periode waarin veel te leren valt.
Zoogdier
Dit artikel is ter beschikking gesteld door de redactie van Zoogdier. Zoogdier is het populairwetenschappelijk kwartaalblad van de Zoogdiervereniging en Natuurpunt. Leden van de Zoogdiervereniging krijgen Zoogdier automatisch thuisgestuurd. Leden van Natuurpunt kunnen korting krijgen op een abonnement op Zoogdier.
Tekst: Dick Klees, Jefta Leeuwis en Florian van Hecke
Foto’s: Dick Klees