Experiment hamsterbeheer: gericht aangepast agrarisch beheer nodig op elk graanperceel Zuid-Limburg
De achteruitgang van de Europese hamster is al jarenlang gaande en doet zich niet alleen in Nederland voor, maar in vrijwel alle leefgebieden in West- en inmiddels ook Midden-Europa. Vaststaat dat veranderingen in de agrarische praktijk een van de hoofdoorzaken is. Onderzoek naar de Hamster vindt plaats in meerdere landen.
Jaarlijks delen de onderzoekers hun resultaten in een meeting van de International Hamster Working Group. Deze jaarlijkse meeting vindt dit jaar van 18 tot 21 oktober in Zuid-Limburg plaats. Hier is het rapport van het nu afgeronde WUR-onderzoek Hamster Op Eigen Benen (HOEB) aangeboden aan de Limburgse Land- en Tuinbouwbond.
In Nederland is als vervolg op het eerdere ‘Hamsterexperiment (2005-2010)’ in 2015 het project ‘Hamster op Eigen Benen’ gestart, met als doel om gedurende een periode van drie jaar de effectiviteit vast te stellen van alternatieve vormen van agrarisch beheer die gunstig zijn voor de hamster en andere akkersoorten en tegelijkertijd goedkoper zijn dan de tot nu toe gebruikte beheerpakketten.
Het onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Environmental Research (Alterra) in samenwerking met de Zoogdiervereniging, en gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken en de Provincie Limburg. Het project is begeleid door een begeleidingsgroep, waarin behalve voornoemde partijen ook het agrarisch collectief Natuurrijk Limburg vertegenwoordigd werd.
Hamsterpopulatie nog niet hersteld, draagvlak boeren toegenomen
Binnen de looptijd van het HOEB-project werd nog geen positief effect van het aangepaste beheer op de hamsterpopulatie gevonden. Een belangrijke oorzaak hiervoor is dat in eerste instantie is getracht meer percelen met beheer binnen de bestaande clusters met leefgebieden te zoeken, om op deze wijze meer draagvlak en medewerking te krijgen van agrariërs. Percelen met een vorm van HOEB-beheer lagen daardoor relatief vaak niet direct in de nabijheid van percelen waar hamsters reeds voorkwamen. De kans op kolonisatie van een perceel met HOEB-beheer was daardoor gering.
Daarnaast hebben extreme weersomstandigheden in de jaren dat het HOEB-project werd uitgevoerd een sterk negatief effect gehad op de hamsterpopulatie. De weersomstandigheden waren in 2016 en 2017 heel ongunstig, waarbij het erop leek dat veel hamsters de hevige neerslag in sommige periodes niet hebben overleefd. Dit kwam vooral tot uiting in 2017 met een forse afname van het aantal vastgestelde burchten.
Op basis van de verspreiding van hamsters en de ligging van HOEB-percelen moet worden geconcludeerd dat de periode van het HOEB-project te kort was om een duidelijk positief effect te kunnen meten op de hamsterpopulatie. Lokaal zijn echter wel enkele succesjes te melden, waarbij percelen met het nieuwe aangepaste beheer wel degelijk werden gekoloniseerd door hamsters. Het fokken en bijplaatsen van hamsters zal in de komende jaren nog steeds noodzakelijk zijn om overleving van de hamster te garanderen en het opnieuw uitsterven van de hamster te voorkomen.
Wat betreft draagvlak voor het uitvoeren van aangepast beheer was het experiment succesvol. Het streven was om in 2015, 2016 en 2017 respectievelijk 50, 150 en 250 ha ter beschikking te krijgen voor het HOEB-beheer. Uiteindelijk zijn er in deze periode overeenkomsten afgesloten voor respectievelijk 68, 152 en 213 ha. Dat in 2017 de 250 ha niet werd gehaald, was een direct gevolg van nieuwe regelgeving betreffende vergroeningsmaatregelen in het kader van het GLB en de strenge regelgeving rond het uitrijden van (drijf)mest. Het aantal agrariërs dat interesse toonde voor de nieuwe wijze van hamsterbeheer met oogsten is desalniettemin verdubbeld. Inmiddels is in 2018 en 2019 wel 250 hectaren van het nieuwe beheer afgesloten.
Hamster kan niet zonder de boer
De hamsterpopulatie is in Zuid-Limburg, ondanks alle inspanningen, nog steeds veel te klein om slechte jaren te kunnen opvangen. De hamsterpopulatie kan zich alleen herstellen en uitbreiden als er voldoende percelen zijn waar hamsters goed kunnen overleven en reproduceren. Dat laatste is uitsluitend mogelijk op percelen met op de hamster gericht aangepast agrarisch beheer.
Het opbouwen van een zichzelf in stand houdende en duurzame populatie hamsters zal binnen de huidige landbouwpraktijk dan ook uitsluitend mogelijk zijn met een flinke oppervlakte aan aangepast (hamster)beheer. Daarbij moet gedacht worden aan minstens 25% van het totale akkerareaal binnen een cluster dat een oppervlak heeft van minimaal 400-800 ha (bij voorkeur groter), dat wil zeggen 100-200 ha hamsterbeheer per cluster. Dit betekent binnen de huidige landbouwpraktijk dat het wenselijk is dat op vrijwel elk graanperceel in Zuid-Limburg een vorm van hamsterbeheer wordt toegepast (zwaar of licht). Daarmee komt het doel in zicht om op 25% van het akkerareaal in Zuid-Limburg een vorm van hamstervriendelijk beheer te hebben.
Hoe kan de boer hamstervriendelijke productie draaien
Het onderzoek geeft concrete handvatten hoe landbouw en hamsters samen kunnen gaan. Hamsterbeheer kan in principe uitgevoerd worden door het op een aangepaste wijze verbouwen van luzerne, rammenas of granen (géén maïs). Om voldoende oppervlak aan hamsterbeheer te kunnen halen, blijven op dit moment realistisch gesproken alleen granen over. Hamsters voelen zich in granen prima thuis. Beheerpakketten met de andere gewassen kunnen in de toekomst nooit de vereiste oppervlakte bereiken, omdat het te veel ‘niche’-gewassen zijn: te weinig geteeld, omdat de gewassen lastig of niet gebruikt kunnen worden in de huidige bedrijfsvoering. Beheerpakketten met luzerne zijn daarmee een welkome afwisseling in het landschap, maar de schaal waarop deze gewassen geteeld kunnen worden is nog te gering.
Landbouwproductie die ruimte biedt aan biodiversiteit past goed in de visie van kringlooplandbouw, met regionale grondstofstromen en een aantrekkelijk landschap, wat bovendien goed is voor recreatie en andere natuurwaarden, zoals akkervogels (Bron: Harm Kossen)
Het onderzoek naar het beheer met granen was gericht op het verkrijgen van opbrengsten door een aangepaste wijze van oogsten, maar met behoud van de dekking (die letterlijk van levensbelang is voor hamsters). Alleen tarwe en gerst zijn commercieel interessant, waardoor met name voor deze gewassen naar aanpassingen is gezocht. Granen zijn bovendien belangrijk als ‘rustgewas’ in het bouwplan, om de grond de tijd te geven te ‘herstellen’ van meer intensieve teelten. De huidige trend is echter dat door de hoge grondprijzen in Zuid-Limburg en de (veel) hogere saldo’s voor gewassen als aardappelen, suiker-/voederbieten, uien en wortelen, graan veel minder vaak zal worden geteeld. In plaats van twee keer per vier jaar, neigen de bouwplannen tegenwoordig naar het één keer per drie jaar verbouwen van granen. Dat heeft als gevolg dat de oppervlakte aan percelen met een graangewas nog verder zal dalen. Waar in historische tijden op 70% van de percelen graan werd verbouwd, is dat tegenwoordig 30-35% in de meest graanrijke gebieden. Daarmee is het areaal geschikt habitat voor de hamsters, buiten het veranderde agrarisch beheer, ook in oppervlakte sterk achteruitgegaan.
Boer kan ook niet zonder de hamster?
Het zijn vooral de nevendoelen die dit beheer voor landbouw en het beleid interessant maakt. Zoals het onderzoek laat zien past het hamsterbeheer goed in de visie van kringlooplandbouw, met regionale grondstofstromen en een aantrekkelijk landschap, wat bovendien goed is voor recreatie en andere natuurwaarden, zoals akkervogels. Door verbetering van de samenwerking tussen veehouders en akkerbouwer kan de kringloop (van mineralen en eiwitten) verkleind worden. Het eiwitgewas luzerne dat verbouwd wordt ten bate van de korenwolf kan geleverd worden aan melkveehouders uit de omgeving. Veel van deze eiwitgewassen binden stikstof en leveren een verbetering van de bodemstructuur op.
Het onderzoek levert concrete voorbeelden te leveren hoe landbouw en biodiversiteit samen kan gaan. De landbouw levert daar niet alleen bewust een maatschappelijk dienst in de vorm van instandhouding van biodiversiteit en een herkenbaar landschap, het bewust omgaan met een soort als de hamster zorgt voor bodemgebruik dat de landbouwproductie ten goede komt.
Lerend beleid: gedeelde belangen en motivaties, lokaal maatwerk en meer onderling vertrouwen
Het onderzoek levert hiermee vele aanknopingspunten op voor het te ontwikkelen landbouwbeleid in de visie van kringlooplandbouw van Carola Schouten. Nieuw, lerend beleid leidt tot steeds meer inzicht in gedeelde belangen en motivaties, lokaal maatwerk en meer onderling vertrouwen. Dit biedt ook perspectief voor een nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
Een belangrijk succes van de HOEB-aanpak van de afgelopen jaren betreft de vruchtbare samenwerking tussen beleid, onderzoek en het agrarisch natuurbeheer en in het bijzonder het creëren van draagvlak onder agrariërs voor een aangepast beheer, afgestemd op de ecologische eisen van een typische akkersoort als de hamster. Deze aanpak kan als voorbeeld dienen voor andere vormen van het ANLb (Bron: Harm Kossen)
Het korenwolfbeleid wordt nu vooral gefinancierd door de overheid (NL en EU). Een volgende stap kan zijn om te verkennen of marktpartijen en andere beleidsvelden interesse hebben in de kansen voor regulerende en culturele ecosysteemdiensten. Hiermee kan de financiële basis onder het korenwolfbeleid mogelijk worden verbreed. De ontwikkeling van een biodiversiteitsmonitor akkerbouw als initiatief onder het Deltaplan Biodiversiteitsherstel kan hierbij putten uit het geleerde van dit onderzoek.
Publicatiedatum: 18 oktober 2019
Tekst: Harm Kossen, Natuurrijk Limburg; Gerard Müskens, Wageningen Environmental Research (Alterra); Maurice La Haye, Zoogdiervereniging
Foto's: Rik Schreurs, Harm Kossen