Primaire tabs
Woelrat

De woelrat (Arvicola amphibius) is, met een kop-romplengte tot meer dan 20 cm, de grootste in Nederland inheemse woelmuisachtige. Hij heeft een dikke, ruige, glanzende vacht en een vrij lange staart. Woelratten komen voornamelijk voor langs schoon, stilstaand water en worden daarom ook wel waterratten genoemd. In het zuiden van Limburg komt een landvorm van de woelrat voor, die wordt aangeduid met de naam ‘molmuis’.
Algemeen: Woelmuizen
De woelrat behoort tot de woelmuizen. Woelmuizen kenmerken zich door een gedrongen, ietwat lompe bouw en een stompe kop met kleine ogen en oren. De staart is korter dan het lichaam (tot maximaal 80 % van de kop-romplengte).
Uiterlijke kenmerken
De dikke, ruige, glanzende vacht is op de rug grijzig bruin, roodbruin of donkerbruin, op de buik licht- tot donkerder grijs. Op de flanken bevinden zich lichtbehaarde vlekjes (geurklieren). Sommige dieren zijn zwart. De woelrat heeft een gedrongen bouw met korte poten en een stompe snuit. Zijn staart is voor een woelmuis lang (55-70 % van de lichaamslengte) en behaard. De voorvoeten hebben vier tenen, de achterpoten vijf en alle tenen hebben scherpe nagels. De oren zijn klein en in de vacht verborgen en de ogen zijn donker. De snijtanden zijn lang en geel. De snuit heeft een bruine neusspiegel met lange lichtgekleurde snorharen.
Mannetjes kunnen iets groter worden dan vrouwtjes, maar vaak is er weinig verschil. In het zuiden van het verspreidingsgebied zijn de dieren kleiner en lichter gekleurd, in Groot-Brittannië zijn ze juist iets groter.
Afmetingen
lengte kop-romp: 120-230 mm
lengte staart: 70-160 mm
gewicht: 60-295 g
Determinatie
Voor de in Nederland voorkomende muizen (ware muizen, woelmuizen en spitsmuizen) heeft de Zoogdiervereniging in samenwerking met Naturalis soortzoekers gemaakt om mensen te helpen bij de determinatie van deze lastige groep zoogdieren. Selecteer links in beeld de waargenomen kenmerken, waarna enkel nog de soorten worden getoond die hieraan voldoen.
Er zijn voor muizen drie soortzoekers gemaakt:
Gelijkende soorten
Verwarring kan optreden met de bruine rat en de muskusrat. Jonge exemplaren van de woelrat kunnen op noordse woelmuizen lijken.
Habitat
De woelrat komt met name voor in de buurt van schoon, stilstaand zoet water, zoals beken, rivieren, sloten, greppels en meren. Hij heeft een voorkeur voor gebieden met een gelijkmatige waterstand en wateren met steile oevers die begroeid zijn en die meerdere vegetatielagen hebben. De oever mag maximaal 1 meter hoog zijn en het water moet een minimale diepte van 20 cm hebben. De woelrat kan ook verder weg van het water aangetroffen worden, in boomgaarden en op akkerland, maar dan vaak ondergronds in gangenstelsels.
Leefwijze
De woelrat is overdag en ’s nachts, maar vooral in de schemering, actief gedurende verschillende activiteitsperioden van telkens 2 tot 3 uur. Hij kan uitstekend zwemmen enzwemt met alle vier de poten, waarbij het lichaam 5 cm uit het water steekt. Bij het zwemmen ontstaat een V-vormig golfpatroon en kan hij een snelheid van 50 cm per seconde halen. De woelrat kan ook goed duiken, tot 1,5 minuut lang onder water blijven en daarbij 1,5 m diep en 7 m ver komen. Hij kan niet goed klimmen, maar wel heel goed graven met tanden en poten. Zijn reukvermogen is goed ontwikkeld.
Voedsel
De woelrat is voornamelijk een planteneter. Zijn menu bestaat voor 95 % uit stengels van kruiden, grassen, zeggen en wortels van kruiden en bomen. Hij eet met name de onderste delen van de stengels en de delen rond de knoppen, zelden de bloemen, zaden of vruchten. De woelrat eet ook landbouwgewassen. Ook vreet een woelrat aan noten, pitten en dennen- en sparrenkegels en hij eet af en toe insecten, afgevallen fruit, soms vis en schelpen. Per dag eet de woelrat ongeveer 80% van zijn eigen lichaamsgewicht. Hij bewaart wortels en noten in voorraadkamers in ondergrondse gangen. Als een woelrat eet, zit hij op zijn achterzijde, waarbij hij met de voorpoten het voedsel naar de bek brengt. Ze kunnen ook vanuit hun ondergrondse gangencomplex planten van onderaf naar binnen trekken.
Territorium
Het leefgebied van de woelrat ligt langs oevers van wateren en is dus lijnvormig. Het leefgebied van een mannetje is 170 m lang (maximaal 500 m), dat van een vrouwtje 120 m (maximaal 200 m), maar meestal minder. Een mannetje blijft zijn hele leven in hetzelfde leefgebied, terwijl een vrouwtje soms verhuist. In de winter kan een vrouwtje een hol delen met haar dochters en een of meerdere niet-verwante mannetjes. In de voortplantingstijd bezetten vrouwtjes territoria, die elkaar bij hoge dichtheden kunnen overlappen. De dichtheid hangt af van de periode van het jaar en kan variëren van 3 tot meer dan 150 (jonge) dieren per kilometer oeverlengte.
Verblijfplaats
De woelrat graaft aan de slootkant schuin oplopende holen. De ondergrondse gangenstelsels zijn zeer uitgebreid en soms wel 100 m lang en tot 1 m diep. Graven doet hij met zijn poten en voortanden. In het gangenstelsel bevinden zich voorraadkamers en nesten. Deze nesten zijn bekleed met dicht gras. Soms maken woelratten bovengrondse nesten. Deze hebben een diameter van 20-25 cm, zijn gebouwd van (schijn)grassen en liggen in het riet of op drijvende waterplanten.
Voortplanting
De voortplantingstijd van de woelrat loopt van maart tot september-oktober. Vrouwtjes zijn monogaam, terwijl mannetjes 2 tot 3 partners kunnen hebben. Na een draagtijd van ongeveer 3 weken, worden 5 – 6 (14) jongen geboren. Ze worden 2 weken gezoogd en daarna verlaten ze het nest. Al snel kunnen ze deelnemen aan de voortplanting; mannetjes na 50 dagen, vrouwtjes na 70 dagen. Er zijn gemiddeld 5 worpen per jaar.
Leeftijd
Een woelrat wordt gemiddeld 18 maanden oud, maximaal 3 jaar en in gevangenschap kan hij 5 jaar oud worden.
De woelrat heeft veel natuurlijke vijanden: roofdieren zoals hermelijn, bunzing, nerts, otter, vos, das, kat, uilen, reigers en snoeken. Jonge woelratten worden soms gegeten door bruine rat. Daarnaast vormt de mens een bedreiging voor de woelrat. In waterrijke streken in land- en tuinbouwgebieden wordt hij gezien als een plaagdier en daarom bestreden. Schade aan boomgaarden en tuinen is geringer naarmate de bodemvegetatie korter is.
Zicht
In het water vormt de woelrat een duidelijk V-spoor en is hij herkenbaar aan de stompe snuit en het lijf dat hoog boven het water uitsteekt. Hij is daarmee goed te onderscheiden van de bruine rat. De woelrat is eenvoudig te vangen met valbekers op looppaden.
Sporen
- Vraatsporen
Ondergrondse vraat wordt bovengronds zichtbaar door het verwelken en/of bruin worden van de plant. Afgeknaagde stengels van water- en oeverplanten kunnen het werk zijn van woelratten. In de winter knagen ze ook wel aan boomwortels tot wel 20 tot 30 cm dik. Bomen komen hierdoor los te staan en kunnen omvallen. Er kunnen veel sporen van vraat gevonden worden, maar hierbij is verwarring met andere knaagdieren of insectenlarven mogelijk. - Uitwerpselen
Uitwerpselen van de woelrat zijn klein en cilindrisch van vorm met stompe polen. Ze zijn 7-10 mm lang en 3-4 mm breed. Vers zijn ze beigebruin tot donkerbruin (met een groenige tint), oud zijn ze zwart. De keutels zijn te vinden op plekken waar de woelrat het water in of uitgaat. - Loopsporen
Pootafdrukken van de voorvoet van de woelrat hebben vier tenen en zijn 15 mm breed en lang. Die van de achtervoet hebben vijf tenen en zijn 10-15 mm breed en 20-33 mm lang. Ook de nagels zijn in een afdruk vaak duidelijk te zien omdat het dier zwaar is en leeft langs modderige oevers. Bij stap is de afstand tussen de verschillende afdrukken 60-90 mm. Woelratten maken wissels van 4 tot 9 cm breed, vaak dwars op oevers. De loopsporen zijn lastig te onderscheiden van die van de bruine en zwarte rat. - Graafsporen
Graafsporen in oevers van waterwegen zijn makkelijk te vinden, maar vaak moeilijk te onderscheiden van die van andere knaagdieren. - Braakballen
In braakballen van kerkuil en ransuil komen prooiresten van de woelrat voor.
Geluid
Woelratten zijn meestal erg stil. Bij angst maken de dieren een raspend ´krik-krik’ geluid, bij gevechten een merelachtig geschetter. Ook maken ze af en toe scherpe, korte kreten.
Waarnemingen doorgeven
Wereld
Van West-Europa oostwaarts over een groot gebied tot de river de Ob in West-Siberië. Verspreide waarnemingen ook oostelijker. Noordelijk tot de arctische kusten, zuidelijk tot in Centraal-Turkije.
Europa
De woelrat komt in bijna geheel Europa voor, maar ontbreekt in Ierland, het westen en uiterste zuiden van Frankrijk, een groot deel van het Iberisch Schiereiland en van Italië en in de zuidelijke Balkan.
Nederland
In Nederland komt de woelrat overal voor, behalve op de Waddeneilanden.
- Rode Lijst NL (2020): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL (2009): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL (1994): niet vermeld
- Omgevingswet: bijlage IX van artikel 11.54
- Habitatrichtlijn (1992): niet vermeld
- Conventie van Bern (1982): niet vermeld
- Nederlands Soortenregister
- IUCN Red List
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Rodentia (Knaagdieren)
Familie: Cricetidae (Woelmuisachtigen)
Geslacht: Arvicola
Soort: Arvicola amphibius
-
2015 Telganger
Telganger / 2016-1 / april (pdf)
-
2015 Telganger
Telganger / 2015-2 / oktober (pdf)
-
2010 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 53(1)_MacPherson & Bright_2010
-
2010 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 53-1 2010
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.57 Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in Polder de Gagel en de Molenpolder
-
2007 Rapportages onderzoek (pdf)
2007.46 Onderzoek ter bepaling van dichtheden van woelratten in de provincie Flevoland
-
1993 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 04 / nr. 4 / december 1993
-
1993 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 04 / nr. 3 / september 1993