Wasbeerhond
De wasbeerhond (Nyctereutes procyonoides) is niet verwant aan de wasbeer. Het is een roofdier uit de familie der hondachtigen en wordt ook wel marterhond genoemd. Hij is in Europese deel van Rusland ingevoerd vanwege zijn pels en vandaar uit verwilderd en ontsnapt. In de oostelijke helft van Nederland en in de Belgische gewesten Oost-Vlaanderen en Antwerpen zijn vanaf 1986 diverse vondsten en waarnemingen bekend.
De wasbeerhond is een hondachtige met korte poten en een gedrongen lijf, ongeveer zo groot als een vos. Heel herkenbaar is de zwart-witte tekening op de brede kop en de bakkebaarden. De wasbeerhond heeft een beige-bruinachtige langharige vacht met zwarte vlekken op de rug en flanken. Zijn poten en buik zijn donkerbruin. De staart is vol, eenkleurig donker en vertoont geen ringen (zoals die van de wasbeer). De wasbeerhond heeft donkere vlekken rond de ogen, witgele wangen en wenkbrauwstrepen en donkerbruin gerande oren.
Afmetingen
lengte kop-romp: 50-72 cm
lengte staart: 12-22 cm
gewicht: 3,5-8,5 kg ?? 5 – 8 kg
Leefgebied en verspreiding
Het oorspronkelijke verspreidingsgebied van de wasbeerhond is Oost-Azië. Hij komt voor van het uiterste zuidoosten van Siberië, Korea en Mantsjoerije, westwaarts tot Mongolië, zuidwaarts tot Vietnam en ook in Japan. In de jaren '30 zijn in Oost-Europa wasberen ontsnapt uit pelsdierfokkerijen en in de jaren '50 zijn ze expres uitgezet in West-Rusland en verwilderd, om te dienen als nieuw jachtdier. Sindsdien komt de wasbeerhond nu in het grootste gedeelte van Noord- en Oost-Europa en in West-Rusland (met uitzondering van het zuiden) voor en ook in Duitsland is hij snel aan het oprukken.
In de oostelijke helft van Nederland en in de Belgische gewesten Oost-Vlaanderen en Antwerpen zijn vanaf 1986 diverse vondsten en waarnemingen bekend. In Nederland is in 1981 is de eerste wasbeerhond gesignaleerd. De verwachting is dat de aantallen in Nederland zullen toenemen, maar of het om dieren die zich daadwerkelijk vestigen of om verdwaalde dieren gaat, moet nog uitgewezen worden.
Wasbeerhonden leven vooral in bossen nabij rivierdalen. Ook op grazige vlakten, in landbouwgebieden, buitenwijken en vlakbij meren kan hij worden aangetroffen. De wasbeerhond heeft een voorkeur voor vochtige loofbossen en gemend bos met een dichte ondergroei.
Leefwijze en voedsel
Wasbeerhonden zijn monogaam en leven in paren of in kleine familiegroepjes met de jongen van het vorige nest. Over het sociale gedrag in het wild is weinig bekend, maar in gevangenschap is gebleken dat de dieren banden met andere wasbeerhonden aangaan, en samen eten, voor de welpen zorgen en vreemdelingen aanvallen. Wasbeerhonden leggen latrines aan, waar alle dieren gebruik van maken. De wasbeerhond is vooral in de schemering en ’s nachts actief. Als hij voedsel zoekt, beweegt hij zich traag door het struikgewas.
De wasbeerhond zoekt zijn voedsel vooral langs oevers. Hij eet zowel dierlijk als plantaardig voedsel. Hij past zijn menu aan het seizoen aan. In de winter eet hij vooral knaagdieren en aas en in de zomer en herfst eet hij vis, kikkers, insecten en vogels. Ook wordt plantaardig voedsel zoals wortels, noten, eikels en bessen gegeten. In de herfst wordt een onderhuidse vetlaag opgebouwd, waardoor het gewicht fors kan toenemen. Van december tot in april houdt de wasbeerhond een winterrust – geen winterslaap – die hij bij mild weer onderbreekt met korte uitstapjes in de omgeving. Vaak wordt gezamenlijk van één prooidier gegeten.
Net als bij de hond roepen sterke geuren (zoals urine, fecaliën of aas) een bepaald gedrag op, waarbij het dier met de kop en de zijkanten van de hals wrijft over wat stinkt.
Territorium en verblijfplaats
Paren verdedigen een territorium, maar een deel van de populatie leeft niet in territoria en legt zwervend grote afstanden, soms tot 500 km.
Het hol is meestal een verlaten hol van een vos, das of een ander dier. Ook maakt hij een hol onder boomstammen, in dichte bosjes of tussen de rotsen dat niet bekleed wordt. Ook rust hij veel bovengronds, liggend onder struikgewas. In vochtige terreinen maken wasbeerhonden ook nesten in het riet. Ze kunnen klimmen en zeer goed zwemmen.
Voortplanting en leeftijd
In de herfst vindt paarvorming plaats. De paartijd (of ranstijd) van de wasbeerhond valt in februari en maart. De jongen worden na een draagtijd van 59 tot 64 dagen in april en mei geboren. Er kunnen 2 tot 19 welpen worden geboren, maar meestal zijn het er 5 tot 8. Bij de geboorte zijn de jongen blind en hebben een leigrijze, donzige vacht. Na 25 tot 30 dagen eten ze vast voedsel en na acht weken worden de dieren gespeend. Het mannetje (de rekel) voert het vrouwtje (het moertje) en helpt ook mee met de verzorging van de jongen. In september verlaten de meeste jongen het ouderlijk woongebied, maar sommigen blijven bij de ouders overwinteren. Na negen tot elf maanden zijn ze geslachtsrijp.
Sterfte onder de jongen is groot, zo’n 55 tot 70%. Een wasbeerhond wordt meestal 3 of 4 jaar oud, maximaal 6 jaar. In gevangenschap kan een wasbeerhond wel elf jaar oud worden.
De wasbeerhond is in Nederland een exoot en daarom niet beschermd. Hij is bejaagbaar omdat definitieve vestiging en uitbreiding zouden kunnen leiden tot concurrentie om voedsel en schuilplaatsen met inheemse roofdieren.
Geluid
Bij het dreigen tegen een soortgenoot laat de wasbeerhond een snuivend geknor horen. Jongen maken piepende geluidjes naar de moeder.
Uitwerpselen
De uitwerpselen zijn heel verschillend, afhankelijk van het gegeten voedsel. Meestal zwart en bestaande uit gedeeltelijk onverteerde plantenresten. Soms meer geleiachtig. De uitwerpselen zijn 20 – 30 mm dik en bestaan uit 2 tot 3 segmenten. Ze zijn 4 tot 6 cm lang.
Vooral jonge dieren gebruiken latrines. Soms deponeren ze hun uitwerpselen in kuiltjes, soms op rotsen of omgevallen bomen. In een leefgebied kunnen tot 10 latrines in gebruik zijn, door meerdere dieren. Ze worden aangelegd als markering van het gebied maar niet als grensafbakening.
Loopsporen
De loop is zigzaggend. De voetafdrukken lijken sterk op die van een hond, maar bij de voorvoet staan de 4 tenen wat meer gestraald rond het middenvoetskussen. De wasbeerhond heeft geen sterk gesnoerd spoor zoals een vos of hond. De nagels zijn vrij stomp en drukken altijd af.
De voetbreedte is 40 tot 50 mm, de vorm is vrij rond.
Zicht
Deze soort is moeilijk waar te nemen en komt incidenteel in Nederland voor. Het dier weet zich prima verborgen te houden.
Waarnemingen doorgeven
Rode Lijst NL (2020): niet vermeld
Rode Lijst NL (2009): niet vermeld
Rode Lijst NL (1994): niet vermeld
Wnb: niet vermeld
Habitatrichtlijn (1992): niet vermeld
Conventie van Bern (1982): niet vermeld
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Carnivora (Roofdieren)
Familie: Canidae (Hondachtigen)
Geslacht: Nyctereutes
Soort: Nyctereutes procyonoides
-
2021 Kijk op Exoten
Kijk op Exoten 34
-
2019 Rapportages onderzoek (pdf)
NEM Meetprogramma Exoten 2019
-
2019 Rapportages onderzoek (pdf)
NEM Meetprogramma Exoten 2019
-
2018 Rapportages onderzoek (pdf)
NEM Meetnet Exoten 2018
-
2018 Kijk op Exoten
Kijk op Exoten 25
-
2017 Kijk op Exoten
Kijk op Exoten 18
-
2014 Kijk op Exoten
Kijk op Exoten 9
-
2013 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 24 / nr.4 / winter 2013
-
2013 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 56(1)_Mulder_2013
-
2013 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 56-1 2013
-
2012 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 55(2)_Mulder_2012
-
2012 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 55-2 2012
-
2011 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 22 / nr. 2 / zomer 2011
-
2008 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 51(2)_Oerlemans & Koene_2008
-
2008 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 51-2 2008
-
2007 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 18 / nr. 2 / juni 2007
-
2004 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 15 / nr. 2 / juni 2004
-
2004 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 15 / nr. 1 / maart 2004
-
1992 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 03 / nr. 1 / maart 1992