Mol

De mol (Talpa europaea) brengt het grootste deel van zijn leven onder de grond door. Hierdoor worden mollen weinig waargenomen. Ze verraden hun aanwezigheid echter door de molshopen die ze maken. Mollen hebben grote, tot graafhanden omgevormde voorpoten, waar ze uitstekend mee kunnen graven. De ogen zijn klein en slecht ontwikkeld, maar mollen zijn niet blind.
Uiterlijke kenmerken
De mol heeft een leigrijze tot zwarte, fluweelachtige dichte vacht. De haren van de vacht zijn in verschillende richtingen in de huid ingeplant, zodat de mol gemakkelijk in gangen naar voren en naar achteren kunnen bewegen. De mol heeft grote, tot graafhanden omgevormde en zijwaartse staande voorpoten. Deze hebben elk vier vingers en een duim met puntige nagels, waarmee hij uitstekend kan graven. De mol heeft kleine, slecht ontwikkelde ogen, maar hij is niet blind. Hij heeft een spitse, slurfvormige roze snuit met gevoelige snorharen en tastzenuwen en een klein staartje, dat aan de basis is versmald. De mol heeft geen uitwendige oren.
Afmetingen
lengte kop-romp: 11-16 cm
lengte staart: 2,5-4 cm
gewicht: 60-140 g
Mannetjes zijn gemiddeld iets groter en zwaarder dan vrouwtjes.





Habitat
De mol komt overal voor waar de grond geschikt is om in te graven. Voorwaarden zijn dat de bodem niet te zandig, te nat of te stenig is en dat er voldoende regenwormen aanwezig zijn. De bodem mag daarom ook niet te zuur zijn. De mol heeft een voorkeur voor rulle, humusrijke grond met een niet te hoge grondwaterstand en permanente begroeiing. Hij komt vooral voor in graslanden en loofbos, maar ook in tuinen, bosranden, parken en boomgaarden.
Leefwijze
De mol leidt een solitair bestaan. Hij is zowel overdag als 's nachts actief. Hij wisselt periodes van activiteit en rust continu af. Deze periodes duren enkele uren. De mol verblijft vrijwel zijn gehele leven ondergronds. Doordat zijn haren niet in één richting zijn ingeplant kan de mol even gemakkelijk voor- als achterwaarts door de gangen bewegen. Mollen kunnen goed zwemmen en klimmen.
De mol graaft diepe en ondiepe gangen tot een meter diep, waarvan de totale lengte 60 meter kan bedragen. De gangen worden ook wel tunnels genoemd. Bij het graven ontstaan hopen naar buiten gewerkte grond, de molshopen. In bosgebieden liggen de molshopen dikwijls onder afgevallen bladeren verborgen. De mol kan uitstekend graven, de oppervlakkige gangen graaft hij met een snelheid van 12-15 meter per uur. Tijdens het graven wordt de aarde langszij naar achteren gewerkt en vervolgens naar buiten geduwd. Soms liggen de gangen zo ondiep, dat ze te zien zijn door de omhoog gewerkte grond. Deze gangen worden 'mollenritten' genoemd en worden vaak gemaakt door jonge mollen op zoek naar een eigen territorium of door volwassen mannetjes, in de paartijd. Wanneer de burcht voldoende voedsel oplevert, neemt de graafactiviteit van de mol af. De mol onderhoudt zijn gangenstelsel goed en sluit uitgangen zo nodig van binnen af.
Voedsel
De mol eet uitsluitend dierlijk voedsel. Het gangenstelsel van de mol fungeert als een val voor ongewervelde dieren; tijdens voedselrondes door zijn gangenstelsel, verschalkt hij de dieren die in de gangen zijn gevallen. Het belangrijkste voedsel zijn regenwormen. Daarnaast eet hij ook insecten en hun larven, spinnen en slakken en soms kleine gewervelde dieren, zoals jonge muizen. In naaldbossen eet de mol ook veel kevers. Per dag eet de mol 50 % van zijn lichaamsgewicht, wat neerkomt op ongeveer 50 gram. In het voor- en najaar legt de mol een voedselvoorraad aan van regenwormen, die worden opgeslagen in ondergrondse kamers. Wanneer de bodem droog is, komt de mol aan de oppervlakte om naar water te zoeken, bijvoorbeeld dauw.
Territorium en leefgebied
Het gangenstelsel van een mol is tevens zijn territorium. De grootte van een territorium van een mannetje beslaat gemiddeld 3000 m2 en dat van een vrouwtje 2000 m2. De territoria worden agressief verdedigd tegen soortgenoten, maar kunnen ook gemeenschappelijke tunnels bevatten, bijvoorbeeld naar plaatsen met water. In een open landschap met een humusrijke bodem en in bossen met rijke bodems bedraagt de dichtheid 8 tot 16 dieren per hectare. In heidegebieden en op droge zandgronden zijn de dichtheden veel lager en de territoria groter.
Verblijfplaats
De mol maakt zijn nest op een diepte van ongeveer 50 cm in een diepe gang. Het nest is 25 cm breed en bestaat uit grassen, bladeren en mos.
Voortplanting
In de paartijd (maart-mei) gaan mannetjes op zoek naar vrouwtjes. Ze verlaten hun territorium en graven lange mollenritten, totdat ze een territorium van een vrouwtje hebben gevonden. In de paartijd blijven die gangen intact. Mollen zijn geslachtsrijp na 11 maanden. Na een draagtijd van circa 28 dagen werpt het wijfje in het nest in de centrale ruimte 3 tot 5 (soms 2 tot 7) naakte en blinde jongen van 3,5 gram zwaar. Alleen het vrouwtje zorgt voor de jongen. Na 14 dagen hebben de jongen een vacht ontwikkeld. De ogen gaan na circa 22 dagen open, en na 33 dagen verlaten de jongen voor het eerst het nest. Na 4 tot 5 weken worden de jongen gespeend en na twee maanden zijn de jongen zelfstandig en worden ze verstoten. Ze graven dan een gang loodrecht naar boven en gaan, grotendeels bovengronds, op zoek naar een eigen territorium.
Leeftijd
De mol kan ongeveer 3 jaar oud worden. Slechts 40% overleeft echter het eerste levensjaar en slechts 2% van de dieren wordt 3 jaar.
Onder de grond heeft de mol geen natuurlijke vijanden, alleen zijn eigen soortgenoten. Boven de grond wordt de mol bejaagd door onder andere uilen, buizerd, blauwe reiger, ooievaar, wezel, hermelijn en vos. Andere doodsoorzaken zijn honger door droogte en verdrinking door overstromingen. Ook vallen er regelmatig verkeerslachtoffers.
De grootste bedreiging van de mol is de mens. Veehouders, agrariërs en gazoneigenaren ervaren de gaten, gangen en molshopen op hun grasvelden als hinderlijk. Daardoor vormen allerlei vallen ook een bedreiging voor de mol. De vervolging van mollen door mensen heeft echter zelden een langdurig positief effect. Wanneer in voedselrijke bodems leefgebieden vrijkomen, worden deze doorgaans weer snel door andere dieren gekoloniseerd.
Zicht
De mol leeft voornamelijk ondergronds en is dus moeilijk waar te nemen. Molshopen zijn overal te zien. Overige sporen zijn ook waarneembaar.
Sporen
- Bewoningssporen
Molshopen zijn hopen zand bij de uitgangen van ondergrondse gangenstelsels of omhoog gewerkte grond bij ondiep liggende gangen. Door een situatieschets te maken van de plaatsen waar zich hopen en gangen bevinden, kunnen de territoria van mollen worden gevolgd en opgemeten. Door enkele dagen achter elkaar de nieuw opgeworpen grond in te tekenen, is het mogelijk om territoria te onderscheiden en tot een dichtheidsschatting te komen. - Uitwerpselen
Uitwerpselen van de mol zijn 3-20 mm lang en ongeveer 2-5 mm in doorsnee. Ze zijn donkerbruin tot zwart en bevatten restanten van regenwormen en insectenlarven. Vaak zijn ze aan een pool puntig en aan de ander pool stomp. De vorm is afhankelijk van het gegeten voedsel. De uitwerpselen worden zelden gevonden. Soms liggen ze bovenop een molshoop of in een geopende gang. - Loopsporen
De prenten van de mol zijn 15 mm breed en 11 mm lang. Bij de voorvoet zijn vijf puntjes te zien en bij de achtervoet vijf tenen en lange nagels.
Geluid
De mol maakt vrij weinig geluid. Bij opwinding maakt hij zachte piepgeluidjes en tijdens gevechten een vrij luid geschetter. Daarnaast zijn er tijdens zoektochten naar voedsel geluiden te horen, zoals geritsel van blaadjes.
Waarnemingen doorgeven
Wereld
Het verspreidingsgebid van de mol omvat Europa en het westen van Azië. Oostwaarts komt hij voor tot aan de rivier de Ob in Siberisch Rusland.
Europa
De mol komt voor in een groot deel van Europa, van Noord-Spanje en Noord-Italië noordwaarts tot in Zuid-Zweden en Zuid-Finland. Hij ontbreekt in Ierland en IJsland.
Nederland
In Nederland komt de mol vrijwel overal voor, al varieert de populatiedichtheid sterk. Alleen op de Waddeneilanden en in de centra van grote steden ontbreekt hij.
- Rode Lijst NL (2020): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL (2009): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL (1994): thans niet bedreigd
- Omgevingswet: niet vermeld
- Habitatrichtlijn (1992): niet vermeld
- Conventie van Bern (1982): niet vermeld
- Nederlands Soortenregister
- IUCN Red List
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Insectivora (Insecteneters)
Familie: Talpidae (Mollen)
Geslacht: Talpa
Soort: Talpa europaea
-
2021 Tijdschrift Zoogdier (digitaal)
Zoogdier / jaargang 32 / nr.2 / zomer 2021
-
2018 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Mollen (Talpa europaea) in wegbermen: een vooronderzoek in bermstroken in het agrarisch gebied van Zeeland
-
2018 Tijdschrift Lutra (pdf)
Lutra 61-2 2018
-
2017 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 61(2)_Bekker & Dekker_2018
-
2015 Telganger
Telganger / 2015-2 / oktober (pdf)
-
2011 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 22 / nr. 1 / voorjaar 2011
-
2010 Losse artikelen - Lutra (pdf)
Lutra 53(1)_Camphuysen et al_2010
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.54 Zoogdieronderzoek Vuurtoreneiland bij Durgerdam
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.06 Vleermuisinventarisatie Lepelaarplassen
-
2007 Rapportages onderzoek (pdf)
2007.34 Zoogdieronderzoek Kanaalzonde Zeeuws-Vlaanderen
-
2004 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 15 / nr.4 / december 2004
-
2003 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 14 / nr. 3 / september 2003
-
2001 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 12 / nr. 4 / december 2001