De bever in het rivierengebied - Huidig voorkomen, juridische status, knelpunten en toekomst
De herintroductie van de bever in Nederland is geslaagd te noemen. Na in 1826 te zijn uitgestorven heeft de soort zich na de start van de herintroductie in 1988 de afgelopen 25 jaar op veel plekken weer gevestigd. De bever staat in de ecologie bekend als een zogenaamde sleutelsoort (Müller-Schwarze & Sun 2003). Het is namelijk een van de weinige diersoorten die zijn omgeving kan aanpassen om die omgeving voor zichzelf geschikter te maken. Daarmee wordt de omgeving echter ook geschikter voor een groot aantal andere dier- en plantensoorten (Sieber 2003). De aanwezigheid van de bever kan echter conflicteren met andere belangen, zoals landbouw en waterveiligheid. Op veel locaties in de uiterwaarden hebben zich vanaf 1996 ruigtes, bomen, struwelen en ooibossen ontwikkeld. Deze ruwere vegetatie leidt tot een ongewenste verhoging van het Maatgevend Hoog Water. Het verwijderen van bomen en struiken heeft potentieel een negatief effect op bevers, omdat zij hen voedsel en beschutting bieden. Voor het behoud van een duurzame beverpopulatie is het van belang om inzicht te krijgen in de omvang van de effecten op de bever van het project Stroomlijn en andere activiteiten in het rivierengebied (Ruimte voor de Rivier, Kaderrichtlijn Water). Rijkswaterstaat zoekt maatregelen om negatieve effecten op bevervestigingen te voorkomen of te beperken. Het doel van dit rapport is het verschaffen van inzicht in het huidige voorkomen van de bever in het rivierengebied, de juridische status van de bever, effecten van het project Stroomlijn en andere activiteiten op bevervestigingen in de uiterwaarden, knelpunten die hierbij momenteel worden ervaren en een toekomstbeeld voor de bever in de uiterwaarden.
In het voorjaar van 2016 werd de grootte van de Nederlandse beverpopulatie geschat op 1.500 tot bijna 2.000 bevers van minimaal een jaar oud, daarvan leeft een aanzienlijk deel (45%) in het buitendijkse deel van het rivierengebied. De verwachting is dat in 2021 de populatie is doorgegroeid naar 5.000 tot 5.600 bevers van minimaal een jaar oud.
In Nederland is de bescherming van de bever geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. In deze twee wetten (die per 1-1-2017 worden samengevoegd), is het gebieds- respectievelijk het soortenbeschermingsregime voor de bever uit de Europese Habitatrichtlijn geïmplementeerd. Via een vergunningenstelsel is het in bepaalde gevallen mogelijk om werkzaamheden in gebieden waar bevers leven uit te voeren. De belangrijkste potentiële conflictsituaties als gevolg van de aanwezigheid van de bever in het rivierengebied ontstaan als gevolg van de uitvoering van grootschalige projecten in het kader van waterbeheer (kwantiteit en kwaliteit), waarbij negatieve effecten op kunnen treden op de staat van instandhouding van de bever. Daarnaast is sprake van potentiële conflictsituaties in door bevers bezette gebieden als gevolg van dammenbouw, graven en vraat door bevers. Dit speelt meer op lokaal niveau.
Het lijkt erop dat de bever op zich een relatief gering effect zal hebben op het behalen van de doelstellingen van Stroomlijn. Het grootste deel van de houtige begroeiing die behouden moet blijven wordt niet uitsluitend behouden voor de bever, maar voor een groter aantal soorten en vegetaties. De aanwezigheid van de bever samen met de andere dieren- en plantensoorten en vegetaties waarvoor houtige begroeiing gespaard moet worden, heeft een groter negatief effect op het behalen van de doelstelling van waterstandsverlaging. Hoe groot dat effect is, kan momenteel niet goed ingeschat worden. Het effect van de ingrepen voor Stroomlijn op de bever is op dit moment evenmin goed te beoordelen vanwege een gebrek aan inzicht in hoeverre er sprake zal zijn van overbegrazing van de gespaarde houtige begroeiing (door bevers zelf en eventueel door andere grazers zoals vee). Wel zal er een negatief effect zijn op de ecologische rol die de bever kan spelen, omdat de kwaliteit en kwantiteit van het (potentiële) leefgebied gaat afnemen.
Met de komst van de bever is het noodzakelijk een andere denkwijze en handelswijze te hanteren, dan nu vaak wordt gedaan. Aangezien een groot deel van Nederland geschikt is voor bevers, is het tactisch om (ook voor de lange termijn) bij ingrepen in de inrichting van het landschap direct rekening te houden met de mogelijkheid dat er zich (op termijn) bevers gaan vestigen. Het actief beheren van de beverpopulatie waarbij de stand kunstmatig laag wordt gehouden, wordt niet gezien als wenselijk. Dit vanwege de belangrijke functie die de bever in het ecologisch verarmde Nederlandse landschap kan spelen.
Geadviseerd wordt om in samenwerking met provincies, RWS, waterschappen, terreinbeheerders en beverdeskundigen voor Nederland een zonering te maken van groene, oranje, en rode gebieden, waar de bever in mindere of meerdere mate toegestaan wordt om zijn ecologische rol te vervullen.