Onderzoek naar het populatieverloop van veldmuizen van Schiphol Airport in 2015
De graspercelen van Schiphol Airport blijken een prima biotoop te vormen voor
veldmuizen. De aanwezigheid van deze veldmuizen trekt predatoren als buizerds,
blauwe reigers en torenvalken, die op hun beurt een gevaar kunnen vormen voor
het vliegverkeer. Medewerkers van Schiphol Airport proberen dan ook de
veldmuisstand op hun terreinen op een aanvaardbaar minimum te handhaven.
De veldmuisstand is van 2005 tot en met 2008 gemonitord door het KAD
(Kenniscentrum Dierplagen). Er werd gemonitord middels de zogenaamde
‘Heropende Gaatjes-methode’ (hierna HG-methode genoemd), waarbij binnen
een bepaald oppervlak alle veldmuisgaatjes worden dichtgestopt en een dag later
wordt gecontroleerd welk percentage weer geopend is (maat voor activiteit en
dus voor aantallen aanwezig). Daarnaast werd van een aantal vakken de
activiteit van veldmuizen bepaald, aan de hand van sporen van deze veldmuizen.
Op verzoek van Schiphol Airport is deze monitoring in 2009 door het Bureau van
de Zoogdiervereniging overgenomen van het KAD, waarbij er volgens dezelfde
opzet gewerkt wordt.
In 2015 was de veldmuisactiviteit minder dan in 2014 (vergelijking tabel 2 en 3).
In 2014 was, anders dan in eerdere jaren, sprake van een toename van de
activiteit in het najaar, wat overeenkomt met de populatieontwikkelingen van
muizen (en spitsmuizen) in het algemeen (lage stand na de winter, opbouw in
het voorjaar en de vroege zomer, resulterend in een piek in het najaar). In 2014
was voor het eerst sprake van ‘klasse 4’ (kaalvraat en afstervingsverschijnselen
van de grasmat) in september en oktober in respectievelijk vak 10 en vak 13. In
2015 trad dit alleen op in oktober in vak 13c. In de winter van 2014-2015 was
op een aantal locaties in Nederland sprake van een veldmuizenplaag; de hogere
activiteit in de onderzoeksvakken op Schiphol komt hiermee overeen.