Lutra 59(1-2)_Bos et al_2016
Muskusrattenbestrijding tijdens de MKZ-crisis in 2001
In deze studie worden de ontwikkelingen in vangsten en uren besteed aan muskusrattenbestrijding in Nederland rond de MKZ-periode samengevat, op zoek naar experimenteel bewijs voor invloed van deze bestrijding op de populaties van de doelsoort. Aanleiding voor de studie was de gedachte dat de MKZ-crisis bezien zou kunnen worden als een groot, maar kortdurend experiment. De verwachting was dat verschillen in uren inzet in tijd of ruimte relatief groot zouden zijn en dat daarom relaties met vangstontwikkeling gemakkelijker zouden kunnen worden aangetoond. Als de MKZ-crisis een groot effect zou hebben gehad op de populatieomvang, dan moet er òf een trendbreuk zichtbaar zijn in vangsten òf de vangstsnelheid sterk toenemen direct na de MKZ-crisis. Ook moeten er in gebieden waar relatief gezien minder uren aan de bestrijding zijn besteed de effecten groter zijn. Er is echter geen trendbreuk geconstateerd en de vangstsnelheden namen niet sterk toe. Wel is de verandering in vangstsnelheid in het najaar en de winter ten opzichte van vorige jaren gerelateerd aan de urenbesteding in het voorjaar, maar dat is ook zo in een ander jaar waarin naar dat verband is gezocht. Dit effect is echter klein, bovendien is er veel onverklaarde variatie. Niettemin concluderen we dat een extra bestrijdingsinspanning in het voorjaar de vangstsnelheid in het najaar vermindert. De waargenomen toename in vangsten in het bebouwde gebied vanaf 2003 kan niet een gevolg zijn van beperkingen tijdens de MKZcrisis, omdat er gemiddeld alleen maar méér uren zijn gespendeerd in bebouwd gebied tijdens de MKZ-crisis dan gemiddeld in het voorjaar in 1997-2001. Speciaal is naar de gegevens van de Krimpenerwaard gekeken, omdat daar in de jaren na 2001 opvallend veel muskusratten zijn gevangen. De aanwezigheid van bijzonder hoge aantallen muskusratten in deze polder in de periode 1999-2006 kan om de volgende redenen niet aan MKZ worden toegeschreven: 1. Het aantal aan de bestrijding bestede uren nam in de MKZ-periode niet af ten opzichte van het gemiddelde in de voorgaande jaren en 2. De vangstsnelheden waren voor de MKZcrisis uitbrak al sterk toegenomen. De veelgehoorde praktijkgedachte in de bestrijding dat de ontwikkelingen tijdens en na de MKZ-crisis als illustratie kunnen dienen voor de noodzaak tot bestrijding, is op basis van de hier gebruikte gegevens niet hard te maken. Wel is het verdedigbaar om te stellen dat de MKZ-crisis mogelijk reeds bestaande negatieve ontwikkelingen in de vangsten heeft versterkt. De invloed van de MKZ-crisis is gering ten opzichte van andere bronnen van variatie. De stijging in vangsten rond de MKZ moet daarom voornamelijk als een autonome ontwikkeling worden gezien. Wil men het effect van muskusrattenbestrijding op de doelsoort zelf toch onderzoeken dan is een experiment van langere duur, systematischer van opzet en met grotere verschillen in ureninzet noodzakelijk.