Informatie over vleermuizen en virussen
Hondsdolheid (ook wel bekend als rabiës) is een ziekte die veroorzaakt wordt door een Lyssavirus. Er zijn in de wereld meerdere soorten Lyssa-virussen bekend die bij zoogdieren de ziekte hondsdolheid kunnen veroorzaken. Het meest bekend is het klassieke rabiësvirus (RABV) dat vroeger in Nederland bij vossen en honden voor kon komen. In Nederland komen onder vleermuizen twee andere hondsdolheidvirussen voor: European Bat Lyssa Virus type 1 (EBLV1) en European Bat Lyssa Virus type 2 (EBLV-2).
Vleermuizen en hondsdolheid (rabiës)
Het voorkomen van hondsdolheid wordt in Nederland nauwkeurig gemonitord. Daardoor weten we dat het erg zeldzaam is, en dat het overgrote deel van de vleermuizen in Nederland dit virus niet heeft. Een hondsdolheidvirus (het European Bat Lyssa Virus type 1) is in Nederland tot nu toe alleen aangetroffen bij de laatvlieger (Eptesicus serotinus). In zeer zeldzame gevallen is het European Bat Lyssa Virus type 2 aangetroffen bij de meervleermuis (Myotis dasycneme). Bij de laatvlieger is bij 22% van de dode en zieke dieren die door mensen zijn gevonden een hondsdolheidvirus aangetroffen. Bij de meervleermuis is bij slechts 0,02% van de dode en zieke dieren die door mensen zijn gevonden zo’n virus aangetroffen. Het aantal dieren met het virus in de gezonde populaties is slechts een fractie daarvan. In andere landen in Europa is het European Bat Lyssa Virus type 1 of 2 ook aangetroffen bij onder andere de watervleermuis (Myotis daubentonii), franjestaart (Myotis nattereri), en de niet in Nederland voorkomende Schreibers vleermuis (Miniopterus schreibersii). Zeer incidenteel zijn nog andere Lyssa-virusen aangetroffen.
Ondanks dat het overgrote deel van vleermuizen geen hondsdolheidvirus bij zich draagt, raadt de Zoogdiervereniging aan om bij het hanteren van vleermuizen altijd te voorkomen dat je wordt gebeten. Dit is gelukkig ook algemeen bekend, en zijn geen waarnemingen dat mensen na contact met een vleermuis in Nederland ziek zijn geworden.
Hondsdolheid (rabiës) is een ernstige ziekte, die zonder tijdige behandeling dodelijk is. Die behandeling dient kort na een (waarschijnlijke) blootstelling te starten. Wanneer wordt gewacht tot de symptomen van de ziekte zich uiten, is behandeling in de meeste gevallen niet meer mogelijk. De symptomen zijn in eerste instantie griepachtig, maar ontwikkelen zich snel naar neurologische problemen, zoals verlammingsverschijnselen, problemen met zicht, ernstige hoofdpijn en epileptische aanvallen. Het virus verspreidt zich via de zenuwbanen door het lichaam. Wanneer het centraal zenuwstelsel wordt bereikt beginnen symptomen op te treden. Afhankelijk van waar iemand is gebeten (de afstand tot centraal zenuwstelsel) is de incubatietijd enkele weken tot enkele maanden.
Het virus kan van een besmet dier naar de mens alleen worden overgebracht door direct contact in de vorm van een beet van dat dier. Bij behandeling direct na dergelijk contact kan de ziekte 100% worden bestreden en is er geen risico voor de mens. In Nederland is tot zover historisch bekend nog nooit iemand overleden aan hondsdolheid als gevolg van een beet van een vleermuis. In Europa zijn slechts enkele gevallen bekend.
Als je bent gebeten door een vleermuis moet je deze instructie opvolgen. Er is geen reden tot paniek – immers de kans dat de vleermuis het hondsdolheidvirus heeft is klein. Bovendien loop je door het volgen van deze instructies geen enkele risico ziek te worden. Ook als je de beet alleen hebt gevoeld, en het niet heeft gebloed, is het belangrijk om deze instructie te volgen.
- Borstel de plek waar je gebeten bent onmiddellijk tenminste 10 minuten met water en zeep. Desinfecteer de wond daarna met jodiumtinctuur of 70% alcohol. Of, als dat niet aanwezig is, met een ander desinfecteermiddel.
- Als de vleermuis nog aanwezig is, probeer deze dan te vangen. Bijvoorbeeld door er een omgekeerde bloempot overheen te zetten. De vleermuis kan dan later onderzocht worden. Dat kan heel belangrijk zijn voor de verder te nemen stappen. Kijk ook hier hoe je een vleermuis kunt veilig stellen.
- Neem zo snel mogelijk contact op met een huisarts én de plaatselijke G.G.D. Doe dat zo snel als dat praktisch kan. Wacht daar niet een paar dagen mee!
- Indien de vleermuis nog aanwezig is, neem dan ook contact op met de Nederlandse Voedsel- en Warenauthoriteit (N.V.W.A.) door te bellen naar 045-5463188. De vleermuis wordt dan direct per koerier opgehaald en voor onderzoek naar Wageningen Veterinary Research gebracht. Daar wordt de vleermuizen dan ook meteen onderzocht. Indien bij de vleermuis geen hondsdolheid wordt vastgesteld, is geen verdere actie nodig.
Indien bij de vleermuis wel hondsdolheid wordt vastgesteld, zal de G.G.D. contact met u opnemen. Er wordt direct met een uitgebreide post-expositie-vaccinatie (“vaccinatie na de beet”) tegen hondsdolheid gestart. Met deze vaccinatie loopt u geen enkel risico ziek te worden en bent u 100% veilig. - Indien de vleermuis niet meer aanwezig is, zal de G.G.D. in overleg met deskundigen een risico-inschatting maken. In de meeste gevallen wordt dan preventief een uitgebreide post-expositie-vaccinatie opgestart. Met deze vaccinatie loopt u geen enkel risico ziek te worden en bent u 100% veilig.
- Indien de vleermuis nog aanwezig is, neem dan ook contact op met de Nederlandse Voedsel- en Warenauthoriteit (N.V.W.A.) door te bellen naar 045-5463188. De vleermuis wordt dan direct per koerier opgehaald en voor onderzoek naar Wageningen Veterinary Research gebracht. Daar wordt de vleermuizen dan ook meteen onderzocht. Indien bij de vleermuis geen hondsdolheid wordt vastgesteld, is geen verdere actie nodig.
Als je ooit voor een reis naar het buitenland preventief bent gevaccineerd tegen hondsdolheid, dan dien je bij een beet van een vleermuis toch contact op te nemen met de huisarts en GGD. Afhankelijk van de tijd die verstreken sinds die preventieve vaccinatie kunnen zij beslissen of een uitgebreide of eenvoudige post-expositie-vaccinatie nodig is.
Wie beroepsmatig of uit hobby veel contacten heeft met vleermuizen, dient een afdoende en actuele preventieve vaccinatie tegen hondsdolheid te hebben.
Incidenteel vangen katten (en soms ook honden) ook wel eens een vleermuis. Hoewel in Europa nauwelijks gevallen bekend zijn van huisdieren die ziek werden van een vleermuis, raden we toch aan geen risico te lopen. Neem dan altijd contact op met een dierenarts. Meestal wordt geadviseerd de kat of hond alsnog te vaccineren tegen hondsdolheid. Dat is afdoende om de ziekte te voorkomen.
Als de vleermuis nog in huis of in de tuin ligt, kijk dan hier hoe je de vleermuizen veilig kunt vangen. Neem vervolgens contact op met een vleermuisdeskundige bij u in de buurt. Hij of zij komt de vleermuis halen of geeft instructies wat met de vleermuis gedaan moet worden. Verzwakte of gewonde vleermuizen kunnen soms in een vleermuizenopvang weer worden opgelapt. Dode vleermuizen worden vaak voor later onderzoek bewaard.
Als je op de op straat, in de tuin, of in huis op de grond een vleermuis vindt, dan is er meestal iets met die vleermuis aan de hand. Het dier kan ziek zijn, door gebrek aan eten of water verzwakt zijn, of door een aanrijding of aanval gewond. Omdat aan een dier niet te zien is of het hondsdolheid heeft, is het belangrijk dat je het dier niet met je handen aanraakt. Om het dier veilig te stellen kun je het beste een doosje of potje over de vleermuis zetten, er een stevig stukje karton onder schuiven, en het geheel om te draaien. Lukt deze methode niet, laat de vleermuis dan waar hij is. Zie ook de veel gestelde vragen over een vleermuis in of rond je huis.
Nee, als een vleermuis hondsdolheid heeft, dan kun je dat alleen krijgen als je door een vleermuis wordt gebeten. Als je de vleermuizen met rust laat loop je geen enkel risico gebeten te worden.
Als je binnen of buiten keuteltjes van vleermuizen vindt, dan kun je die gewoon opvegen en in de vuilnisbak of de tuin gooien (goede mest!). Was wel je handen goed na het opruimen van vleermuiskeuteltjes, maar dat geldt eigenlijk altijd voor contact met alle soorten poep.
Mocht je overlast van de vleermuizen ervaren, dan kun je altijd contact opnemen met een vleermuisdeskundige bij jou in de buurt. Zij kunnen voorlichting geven, je vragen beantwoorden en kijken of de ervaren overlast op een vleermuisvriendelijke manier opgelost kan worden.
Als je voor je werk of je hobby vaak vleermuizen hanteert, dan is het belangrijk om je preventief te laten vaccineren tegen hondsdolheid. De kans dat je met een vleermuis met hondsdolheid in aanraking komt is klein, maar als je vaak vleermuizen hanteert loop je nu eenmaal meer risico dan mensen die dat niet doen. Voor een preventieve (pré-expositie) vaccinatie kun je contact opnemen met je huisarts, G.G.D. of een vaccinatiebureau. Belangrijk is dat zij daarbij de R.I.V.M.-richtlijn voor de rabiës-vaccinatie van professionals en vrijwilligers volgen. Een preventieve vaccinatie bestaat uit een serie van twee of drie prikken.
Samengevat houdt de R.I.V.M.-richtlijn in dat je na de pre-expositie-vaccinatie periodiek de hoeveelheid antistoffen tegen hondsdolheid in je bloed laat bepalen. Dat gaat via bloedprikken. Ook geeft de richtlijn aan bij welke laboratoria het bloed op antistoffen getest moet worden. Wordt de hoeveel antistoffen (de “titerwaarde”) te laag, dan wordt met een booster-vaccinatie het lichaam aangezet om meer antistoffen te maken. Is de hoeveelheid antistoffen hoog genoeg, dan is bij een beet van een vleermuis geen eenvoudige of uitgebreide post-expositie-vaccinatie nodig. Wanneer er bij een beet door een vleermuis sinds de laatste antistoffenbepaling (titerbepaling) teveel tijd is verstreken, dan beslist de G.G.D. of een eenvoudige of uitgebreide postexpositievaccinatie nodig is. Zie voor meer informatie de R.I.V.M.-richtlijn voor de rabiës-vaccinatie van professionals en vrijwilligers.
Vleermuisonderzoekers en vrijwilligers die alleen onderzoek doen met vleermuisdetectors en nooit vleermuizen hanteren, hoeven zich niet preventief te beschermen tegen hondsdolheid.
Al vanaf het begin van de coronacrisis zijn in de media vleermuizen genoemd als mogelijke bron van het Covid-19 virus (beter bekend als SARS-CoV-2 virus of “het coronavirus’). Hoewel vleermuizen in Nederland daar niets mee te maken hebben, snappen we dat mensen zich afvragen hoe het dan zit met Covid-19 en vleermuizen in Nederland. Of wat de oorzaak is van de besmettingen van nertsen met het Covid-19 virus op een groot aantal nertsenfarms in Nederland.
Vleermuizen en COVID-19
Voor het virus en de ziekte waardoor de coronacrisis is veroorzaakt worden verschillende namen door elkaar gebruikt. Het is goed om duidelijk onderscheid te maken tussen al die namen.
- Het coronavirus dat de coronacrisis heeft veroorzaakt, heet officieel het SARS-CoV-2 virus (‘Severe Acute Respiratory Syndrome coronavirus 2’).
- Dit virus behoort tot de familie van de coronavirussen. Er zijn dus veel meer coronavirussen dan SARS-CoV-2, waarvan de meeste geen risico vormen voor mensen.
- De ziekte die het SARS-CoV-2 virus bij mensen veroorzaakt heeft de naam Covid-19 gekregen (Coronavirus disease 2019)
Omdat we in Nederland vooral 'Covid-19' voor de ziekte gebruiken, en het Covid-19 virus voor SARS-CoV-2, hanteren we voor de leesbaarheid in deze vragen en antwoorden ook die termen.
Uit genetische vergelijking van het Covid-19 virus (SARS-CoV-2) met andere coronavirussen blijkt dat het Covid-19 virus voor ongeveer 88% overeenkomt met coronavirussen die zijn gevonden bij een soort hoefijzerneusvleermuis (Rhinolophus affinis) uit Zuidoost China. Ook bij een andere daar voorkomende soorten hoefijzerneuzen zijn verwante virussen aangetroffen. 88% overeenkomst lijkt veel, maar de verschillen met het Covid-19 virus is nog zo groot dat wetenschappers vermoeden dat een van deze coronavirussen via een ander dier (een tussengastheer) bij mensen terecht is gekomen. Waarschijnlijk is het virus op die route ook zo veranderd dat het besmettelijk is geworden voor mensen. Een van de mogelijk tussengastheren zijn schubdieren (pangolins), omdat daar ook aan het Covid-19 virus verwante virussen zijn aangetroffen.
De Covid-19 pandemie is begonnen in de provincie Yunnan in China. Waarschijnlijk is het begonnen op dierenmarkten waarin allerlei wilde dieren levend worden verhandeld voor consumptie, of voor de verwerking in traditionele medicijnen. Daar worden allerlei verschillende soorten zoogdieren verhandeld, inclusief sommige soorten vleermuizen en schubdieren. Bij onderzoek naar de uitbraak van de virus werd het virus niet op die dierenmarkten aangetroffen, maar de meeste mensen die als eerste besmet werden, hadden met elkaar gemeen dat ze op die markten werkten of boodschappen deden. De slechte en onhygiënische omstandigheden waarin dieren op die markten worden gehouden, maken dat virussen makkelijk van het ene dier op een andere dier of de mens kunnen overspringen. En ook weer van mensen naar dieren overspringen. Daardoor kunnen virussen van dieren makkelijk muteren (zich aanpassen) en een voor mensen besmettelijk virus worden.
Er zijn ook enkele wetenschappers die zich afvragen of een Chinees laboratorium, dat onderzoek doet naar Coronavirussen, bij de uitbraak van het Covid-19 virus betrokken is. Maar vooralsnog zijn daar geen bewijzen voor. Een natuurlijke oorsprong van het virus is de meest logische verklaring.
Nee, mensen hebben door hun reisgedrag en sociale omgang met elkaar het Covid-19-virus vanuit China over heel de wereld verspreid. Daar hebben vleermuizen niks mee van doen.
Zoals je hebt kunnen lezen vermoeden wetenschappers dat het Covid-19 virus is ontstaan uit virussen die bij een paar Aziatische vleermuissoorten voorkomen, en mogelijk via een ander dier bij mensen is gekomen. Die vleermuizen komen alleen in Zuidoost-Azië voor, en deze nauw verwante virussen zijn buiten die regio niet bij vleermuizen aangetroffen. Onze Nederlandse of Europese vleermuizen staan ook niet in contact met soorten in Zuidoost-Azië.
Nee, bij vleermuizen in Nederland en Europa is het Covid-19 virus (SARS-CoV-2) niet waargenomen. Nederlandse en Europese vleermuissoorten staan ook niet in contact met vleermuizen in de gebieden waar dit virus is gevonden (Zuidoost-Azië).
Op nertsenbedrijven in Zuidoost-Nederland is het Covid-19 virus aangetroffen bij nertsen. Onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat het virus vanuit besmette mensen een aantal keer per ongeluk is overgedragen aan de nertsen. Een aantal van deze onbedoelde introducties hebben geleid tot een doorgaande verspreiding van het virus op deze en andere nertsenfarms. Waardoor het virus steeds op nieuwe, eerder onbesmette, farms terecht kwam is niet duidelijk geworden. Een uitgebreide rapportage is hier te downloaden of lees de samenvatting.