Uitspraak in rechtszaak over na-isolatie en vleermuizen

Dwergvleermuis in dilatatievoeg
Gewone dwergvleermuis in dilatatievoeg. Foto: Erik Korsten

De Raad van State komt tot de conclusie dat een na-isolatie bedrijf niet de noodzakelijke maatregelen heeft getroffen om nadelige gevolgen voor vleermuizen te voorkomen en dat ze daardoor de zorgplicht in de Wet natuurbescherming overtreedt. Lees hier meer over de uitspraak.

Bijzonder aan deze rechtszaak was ook dat de Raad van State de 'Amicus curiae' heeft gehanteerd, waar ook de Zoogdiervereniging gebruik van heeft gemaakt. Lees hier meer over in ons nieuwsbericht 'De delicate balans tussen duurzaamheid en vleermuizen'.

Gebouwbewonende vleermuizen

Van de in Nederland voorkomende soorten vleermuizen, bewonen er tien graag de loze ruimtes in huizen en daken: in het bijzonder spouwmuren en de ruimte onder dakpannen. Gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, meervleermuis, tweekleurige vleermuis en gewone grootoorvleermuis zijn daarvan de meest bekende soorten. Van diverse soorten vleermuizen zijn er al slachtoffers van na-isolatie gevonden.

Wetgeving

De realiteit rond na-isolatie is behoorlijk complex. Vanuit de wet Natuurbescherming is het doden van vleermuizen verboden, evenals het vernietigingen van hun verblijfplaats. Daarom wordt van een ieder verwacht dat, wanneer hij of zij kan vermoeden dat een activiteit een dergelijk effect kan hebben, hij alles doet wat redelijkerwijs verwacht kan worden om dat te voorkomen. Als het voorkomen van negatieve effecten niet mogelijk is, kan op basis van voorgestelde verzachtende maatregelen een ontheffing van deze verboden worden verkregen. Meestal houdt dat in dat men moet voorkomen dat er dieren gewond raken of doodgaan en dat er een of meerdere vervangende verblijfplaatsen gecreëerd moeten worden. Bij grootschalige ingrepen door één initiatiefnemer is deze manier van bescherming werkbaar. Al ruim tien jaar is deze werkwijze gemeengoed in grote renovatie en na-isolatieprojecten.

Hoewel de wetgeving hetzelfde is, ziet de praktijk van kleinschalige projecten er anders uit, zoals bij de particulier die zijn eigen woning gaat renoveren of na-isoleren. Zeker wanneer de particulier voor zijn na-isolatieplan gebruikmaakt van een subsidieregeling, overstijgen de kosten van een vleermuisonderzoek vele malen de kosten van de na-isolatiewerkzaamheden. Ook de tijdsspanne staat niet in verhouding: duurt een gedegen vleermuisonderzoek al snel zeven maanden, de eigenlijke werkzaamheden duren vaak minder dan een dag. Daarboven is de regelgeving voor particulieren vaak onduidelijk. Onbekendheid met de Wet natuurbescherming en het feit dat het voor sommige handelingen (bijvoorbeeld het plaatsen van een dakkapel) wel een omgevingsvergunning kan worden verkregen, maar dat daarnaast ook nog steeds de Wet Natuurbescherming van kracht is, maken het er niet makkelijker op.

Hoe verder?

Dat een renovatie of na-isolatieklus bij een particulier kleinschalig is, wil helaas niet zeggen dat het risico voor vleermuizen ook kleinschalig is. Het maatschappelijke streven om op termijn alle particuliere woningen in Nederland aan een hogere isolatiestandaard te laten voldoen, maakt dat particuliere na-isolatie op termijn een (te) grote negatieve impact heeft op gebouwbewonende vleermuizen en hun verblijfplaatsen. Niemand wil dieren doden en verblijfplaatsen vernietigen. Veel aannemers die actief zijn in de na-isolatie zijn zich bewust van deze problematiek en willen het beste doen binnen de mogelijkheden die zij hebben in hun bedrijfsvoering. 

De Zoogdiervereniging is van mening dat de bescherming van vleermuizen bij particuliere renovatie en na-isolatieprojecten ondersteund moet worden door een breder ingezette bescherming door overheden. Elke overheid heeft daarin haar eigen rol. Door in het kader van een Soortmanagementplan (SMP) gemeentebreed verblijfplaatsen, foerageergebieden en vliegroutes in kaart te brengen en met monitoring de toestand van de populatie (Staat van Instandhouding) te volgen, kan een gemeente de basiskwaliteit van het netwerk voor vleermuizen in beeld brengen. De vereiste inzet van de particulier en de aannemer, en de risico’s voor de populaties van vleermuizen, worden zo beperkt tot het voorkomen van het doden van dieren bij de werkzaamheden en aanbieden van een alternatieve verblijfplaats. Voor een effectief SMP is het ook nodig dat kennislacunes onder andere omtrent (alternatieven voor) verblijfplaatsen, effectieve inventarisaties en monitoring en vleermuisvriendelijke methoden voor na-isolatie, worden opgelost. Daar zouden de provincies en de Rijksoverheid samen met de isolatiebranche een belangrijke rol in kunnen (en moeten) spelen.

Gelukkig zien we dat alle partijen zich er steeds meer van bewust zijn dat actie noodzakelijk is en worden er daadwerkelijk stappen gezet. Haast is geboden want de energiegerichte verduurzaming van ons huizenbezit gaat in hoog tempo en dat is voor het milieu een goede zaak, maar voor gebouwbewonende dieren een groot risico. Eén manier om vaart te maken met SMP’s is het zogenoemde pre-SMP.

We willen toch niet dat we in energieduurzame huizen en steden en dorpen wonen, terwijl de van nature aanwezige vleermuizen, vogels en andere dieren verdwenen zijn?