Stikstoflandschappen bieden geen verstopplekken voor hazen
Auteurs: Glenn Lelieveld en Ellen van Norren (Zoogdiervereniging), Sander Turnhout (SoortenNL)
Hoewel hazen nu in het voortplantingsseizoen in regel goed zichtbaar zijn, worden er steeds minder gezien. Ze zijn in aantal met meer dan 50% afgenomen sinds 1950 en staan daarom op de Rode Lijst Zoogdieren. Vooral het boerenland wordt steeds minder geschikt voor de haas, konijn en andere (zoogdier)soorten zoals hermelijn.
Maar liefst elf van de 16 soorten zoogdieren die op de Rode lijst staan zijn gebonden aan het agrarisch gebied. Opvallend is dat op de Rode Lijst van 2020 de soorten die veel op het boerenland voorkomen zoals de haas er slechter aan toe zijn dan in 2009.
Geïndexeerde populatietrend haas (1997 = 100), CBS/NEM, 2021. Overgenomen uit Ter Harmsel et al, Staat van instandhouding haas en konijn, Wageningen Environmental Research rapport 3153, 2022.
Variatie in het menu en in het landschap
Hazen leven in kleinschalig agrarisch landschap, waar ze bescherming vinden in houtwalletjes, bosjes en struwelen. Ze houden van Engels raaigras voor de eiwitten, maar alléén maar Engels raaigras is te eenzijdig. Net als koeien gaan ze bij te eenzijdig voedsel aan de diarree; vergelijk maar eens de uitwerpselen van Schotse hooglanders met de koeienvlaai in het weiland, dan krijg je een beeld van hoe gezonde ontlasting eruit hoort te zien. Ook hazen zijn gebaat bij een gevarieerd dieet van verschillende kruiden.
De effecten van stikstof
Reductie van stikstof gaat ook hazen helpen. De productiewijze meer extensief maken (één van de opties in het kader van het reduceren van de uitstoot van stikstof) is niet alleen goed voor de variatie in de vegetatie op het grasland en in de natuurgebieden, maar het betekent ook dat er weer ruimte komt voor landschapselementen zoals, heggen, houtwallen en overhoekjes.
Eén groep hazen maakt nog geen zomer
Op plekken waar er nog goed onderhouden cultuurlandschap is, worden nog heel veel hazen gezien. Dit wil niet zeggen dat het goed met de hazen gaat. Het is goed mogelijk dat juist die plekken méér hazen herbergen dan vroeger, omdat ze allemaal hun toevlucht zoeken op de plekken die nog wél landschappelijk aantrekkelijk voor ze zijn.
In de aantalsmonitoring wordt systematisch geteld, waardoor je ook de plekken in beeld hebt waar ze niet, niet meer of minder zijn dan vroeger. Daardoor zie je ontwikkelingen van tevoren aankomen en kun je bijsturen voordat het echt te laat is. Een goed voorbeeld is de huismus, één van de talrijkste vogels van Nederland. In de jaren tachtig begonnen de aantallen achteruit te gaan en in de jaren negentig versnelde die achteruitgang tot in 2002 de populatie in twintig jaar tijd gehalveerd was. Zoiets zien individuele waarnemers niet in het veld, maar het wordt wel zichtbaar in de wetenschappelijke analyse met behulp van statistieken.
Het voordeel van systematische monitoring van aantallen
Als je zoiets aan ziet komen, kun je tijdig ingrijpen in een situatie waarin er nog heel veel beesten zijn. Als je wacht tot ook de aantallen laag zijn wordt ingrijpen exponentieel ingewikkelder: populaties zijn klein, genetisch verzwakt, leefgebieden zijn onherstelbaar beschadigd – dan krijg je alleen met dure kunstgrepen nog iets gedaan. We kunnen nu twee dingen doen: afwachten en mopperen, net zoals bij Patrijs totdat de dieren zo goed als verdwenen zijn of we kunnen proberen het tij te keren nu er nog steeds veel dieren zijn.