Steenmarterkalender maart: de jongen worden geboren
12 maart 2012
Na een verlengde draagtijd van 9 maanden worden in maart of de eerste helft van april de jongen van de steenmarter geboren. Al een paar dagen voor de geboorte begint de moeder met het geschikt maken van een plekje om haar jongen te krijgen. Steenmarters graven geen hol, ze nemen genoegen met een bestaande ruimte. Wel verzamelt de moeder zacht materiaal als stro of isolatiemateriaal. Ook na de geboorte sleept het vrouwtje nog regelmatig nieuw materiaal naar de rand van het nest, waardoor een kommetje ontstaat dat de jongen beschutting biedt. Het nest bevindt zich eigenlijk altijd op een donkere, beschutte plek die de moeder al langere tijd als dagrustplaats in gebruik heeft.
Gegevens uit het wild over het opvoeden van de jongen zijn nauwelijks bekend. De meeste gegevens komen van in gevangenschap opgegroeide dieren.
De moeder blijft de eerste nachten na de geboorte meestal bij de jongen. Daarna gaat ze korte periodes naar buiten. Deze periodes worden geleidelijk steeds langer. De vader bemoeit zich helemaal niet met de opvoeding van zijn kroost.
Meestal worden 2 of 3 jongen geboren, maar worpen van 1 jong of 4 tot 5 jongen komen ook voor. Als de jongen geboren worden wegen ze ongeveer 30 gram en zijn 12 tot 15 centimeter lang. Dat is inclusief het staartje, dat ongeveer 3 centimeter is. De jongen zijn bij de geboorte dun behaard met een blauwgrijs vachtje. De oren en oogjes zijn nog dicht.
De eerste 5 weken zijn de jongen vrijwel hulpeloos. Pas in de 4e week beginnen ze hun kopjes op te heffen en in de 5e week komt ook de rest van het lijfje in beweging. Dan gaan ook de oogjes open daarna beginnen de jongen te kruipen. In de zesde week gaan ze op hun pootjes staan. Vanaf de 7e week krijgen ze naast melk ook vast voedsel door de moeder aangereikt. De moeder laat de prooi ook wel buiten het nest liggen en neemt de jongen een voor een mee om het voedsel op te komen halen. Het jong neemt het stukje voedsel dat het van moeder gekregen heeft mee naar het nest en eet het daar op. Broertjes en zusjes worden op afstand gehouden door hen de rug toe te keren en knorgeluidjes te maken. Vanaf de 9e week kunnen de jongen goed lopen en beginnen ze te klimmen. Ze beginnen dan de omgeving te verkennen onder begeleiding van de moeder. Geurklieren in de voetzolen van de moeder maken het mogelijk voor de jongen om de moeder te volgen. Springen lukt vanaf de 12e week. Vanaf een maand of 4 doen hun capriolen niet meer onder voor die van de moeder, van wie ze natuurlijk al die tijd de kunst af hebben gekeken.
Foto: Dick Klees (Studio Wolverine)
Tekst: Bernadette van Noort