Schrappen van inbouwvoorzieningen kost juist geld en tijd
Het is beter om natuurinclusief bouwen wel in het Bbl op te nemen
Door Niels de Zwarte, ecoloog en vrijwilliger bij de Zoogdiervereniging
Minister Keijzer van VRO heeft besloten de nieuwe landelijke regels voor het integreren van inbouwvoorzieningen voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen in nieuwbouw en bij grootschalige renovaties te schrappen. Dat lijkt alle partijen die jaren hebben gewerkt aan het opstellen van deze regels een slechte zaak. Niet alleen beschermen de regels de beschermde soorten, ze leveren ook een positieve bijdrage aan de bouwsector en de Soort Management Plannen (SMP’s) die de stedelijke gebieden aan het opstellen zijn. Het is dan ook verstandig om de regels wel in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl) op te nemen.
Waarom zijn de nieuwe regels ontwikkeld?
De afgelopen jaren is er intensief gewerkt aan het bepalen van de nieuwe landelijke regels voor het integreren van inbouwvoorzieningen voor huismus, gierzwaluw en vleermuizen in nieuwbouw en bij grootschalige renovaties. Deze regels hadden per 1 januari 2025 opgenomen moeten worden in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (Bbl) van de Omgevingswet, het voormalige bouwbesluit. De regels zijn zorgvuldig opgesteld door een groep experts, waaronder vertegenwoordigers van de Zoogdiervereniging, Vogelbescherming, stadsecologen, bouwbedrijven, NEPROM, VNG, RVO, juristen en ministeries. Het doel: uniforme en goed onderbouwde landelijke richtlijnen voor de realisatie van de inbouwvoorzieningen voor beschermde soorten die gebruik maken van gebouwen. Daarmee kunnen bouwbedrijven opschalen, het biedt gelijke kansen en zo wordt voorkomen dat bouwers in verschillende gemeenten te maken krijgen met wisselende eisen.
De nieuwe regels zijn niet tegenstrijdig of overbodig
Zoals bekend besloot minister Keijzer om de voorgestelde regels niet op te nemen in het Bbl. Als reden geeft zij het programma STOER: Schrappen van Tegenstrijdige of Overbodige Eisen en Regelgeving. Ironisch genoeg zijn de regels echter alles behalve tegenstrijdig of overbodig. De samenwerkende soortenbeschermers, bouwers en overheid zijn het unaniem eens: deze regels laten juist zien dat ecologie en economie hand in hand kunnen gaan.
De voorgestelde regels richten zich op inbouwvoorzieningen voor huismus, gierzwaluw en diverse soorten vleermuizen; de bekende trits gebouwbewonende beschermde soorten. Dit zijn soorten die afhankelijk zijn van geschikte holtes en andere ruimten in en aan gebouwen. Door het verdwijnen van dergelijke verblijfplaatsen door onder andere isolatiemaatregelen gaat het met veel gebouwbewonende soorten niet goed. Het aanbieden van extra verblijfplaatsen alleen maakt dit niet ongedaan, ook aspecten als voldoende voedselaanbod, gevarieerde groenstructuren, schuilgelegenheden en het beperken van verlichting spelen hierbij een rol. Maar juist het standaard meebouwen van verblijfplaatsen, voor een verwaarloosbare fractie meerkosten, is het laaghangende fruit om de biodiversiteit in bebouwd gebied te verbeteren. Het idee is simpel maar krachtig: zorg dat bij iedere nieuwbouw en grootschalige renovatie een percentage voorzieningen voor vogels en vleermuizen wordt opgenomen. Dat is niet alleen goed voor de beschermde soorten, maar ook voor de mens. Onderzoek toont aan dat een groene leefomgeving leidt tot een betere (mentale) gezondheid en dus ook het drukken van de zorgkosten.
Landelijk beleid biedt voordelen
Als bij iedere nieuwbouw en grootschalige renovatie voorzieningen komen voor vogels en vleermuizen, dan kan dit de energietransitie ook helpen. Vanuit de Soortenmanagementplannen (SMP’s) die veel stedelijke gebieden nu aan het opstellen zijn, wordt naar voldoende alternatieve verblijfplaatsen gezocht. Die zijn moeilijk te realiseren in bestaand bebouwd gebied en kosten zowel veel tijd als geld. Als bij iedere nieuwbouw en grootschalige renovatie voorzieningen komen, dan ontstaat er al snel minder druk op deze woningmarkt voor dieren. Standaard meer verblijfplaatsen creëren zorgt ook voor minder druk op andere ruimtelijke ontwikkelingen in de leefomgeving. Als er voldoende alternatieven zijn, kan dit zelfs een versnelling betekenen. En als de regels landelijk gelijk zijn, kunnen bouwers werken aan standaardisatie en innovaties die het bouwen goedkoper kunnen maken. Niks overbodige of tegenstrijdige regels dus. Deze maatregel kan zelfs het bouwtempo verhogen en zo het aantal nieuwe woningen vergroten.
Het kan wél!
In dit kabinet wordt de slogan "Het kan wél" vaak gebruikt. Dit is het moment om die woorden waar te maken. Als natuurbeschermers en bouwers gezamenlijk een goed doordacht voorstel doen dat zowel biodiversiteit als woningbouw ten goede komt, hoe kan een minister dan besluiten deze kans te laten liggen? Dus minister Keijzer: het kan wél, neem de regels alsnog op in het Bbl!