Eerste kolonies gewone grootoorvleermuizen gevonden op de Waddeneilanden

Gewone grootoorvleermuis (Foto: Johann Prescher)
Gewone grootoorvleermuis (Foto: Johann Prescher)

Op Terschelling is succesvol zenderonderzoek uitgevoerd naar locaties van verblijfplaatsen van gewone grootoorvleermuizen. Dit was de eerste keer dat deze aanpak op een van de Waddeneilanden heeft plaatsgevonden. De afgelopen jaren werd deze soort maar sporadisch waargenomen. Nu is bekend waar gewone grootoorvleermuizen buiten de winter om verblijven op Terschelling.

Sporadische waarnemingen

In 2016 werd de soort voor het eerst op de Wadden gedocumenteerd als vermoedelijk slachtoffer van een kat. Dit was op Terschelling. Later dat jaar volgden er meerdere batdetectorwaarnemingen en de jaren erna nam het aantal waarnemingen gestaag toe. Ook op Ameland, Vlieland en Texel zijn de laatste jaren sporadische waarnemingen verzameld. Toch blijft het een zeldzaamheid om gewone grootoorvleermuizen op de Wadden aan te treffen. De grootste kans om ze te vinden was tijdens de winter in een van de driehonderd bunkers die Terschelling rijk is. Het maximale aantal individuen dat tijdens een winter werd waargenomen, was slechts zes dieren, verspreid over meerdere bunkers. Het vermoeden was dat een kerkzolder in gebruik was als verblijfplaats in andere perioden in het jaar. Tijdens onderzoeken werden daar echter geen uitwerpselen of dieren aangetroffen.

Onderzoek Soortenmanagementplan

In mei en juli zijn er twee driedaagse vangacties op Terschelling georganiseerd. Daarbij worden vleermuizen met speciale netten gevangen door gespecialiseerde ecologen. De gevangen vleermuis wordt voorzien van een hele kleine zender en weer losgelaten. Met speciale antennes wordt de zender na het loslaten gevolgd of de volgende dag opgezocht. Dit vangen, zenderen en volgen vond plaats in het kader van het Soortenmanagementplan dat ecologisch onderzoek vereist als uitgangspunt. Van soorten waarvan verblijfplaatsen en kolonies lastiger vindbaar zijn met batdetectoronderzoek zoals laatvlieger en gewone grootoorvleermuis, kan vangen en zenderen als aanvulling op het batdetectoronderzoek veel meerwaarde bieden. Het doel van het vangonderzoek was dan ook om meer inzicht te krijgen in het gebruik van gebouwen door laatvliegers en eventuele gewone grootoorvleermuizen. Beide soorten zijn gevangen en voorzien van een lichtgewicht zender om de dagen daarna de verblijfplaatsen terug te vinden en uitvliegtellingen uit te voeren.

De eerste gezenderde gewone grootoorvleermuis van Terschelling (foto: Johann Prescher)
De eerste gezenderde gewone grootoorvleermuis van Terschelling (foto: Johann Prescher)

Spanning en succes

Op de eerste vangnacht in de bossen van West-Terschelling werd er met veel enthousiasme gereageerd toen er voor het eerst een gewone grootoorvleermuis werd gevangen. En het bleek nog een vrouwtje ook! Het dier was geschikt voor het onderzoek en werd vlot voorzien van een zender. Maar de volgende dag lukte het niet om een signaal van de zender op te pikken. Het werd nog even spannend dus. Wat als dit het enige individu was dat we zouden vangen tijdens het hele onderzoek?

Gelukkig werd de volgende dag alsnog het signaal opgepikt en resulteerde dit in de vondst van een verblijfplaats in een smalle eik met een oud spechtengat. De eik had een diameter van amper 20 cm. ‘s Avonds werden er met een warmtebeeldcamera 17 uitvliegende gewone grootoorvleermuizen geteld. 

Twee dagen later werd er in de Hoornse bossen weer een vrouwtje gewone grootoorvleermuis gevangen en van een zender voorzien. Deze vleermuis bleek de volgende dag 9,5 km van het eerder gevonden verblijf bij West-Terschelling in een dode eik te zitten. Ditmaal niet in een holte, maar achter een stuk loshangend schors op 1,3 m hoogte, opnieuw in een smalle boom van nog geen 20 cm in diameter. ’s Avonds werd op deze locatie geteld, en bleken er zestien dieren uit te vliegen. Eén dier bleef zitten. Begin juli werden, wederom in het bos bij Hoorn, succesvol gewone grootoorvleermuizen gevangen. Twee lacterende vrouwtjes werden van een zender voorzien. Zou dit nieuwe verblijfplaatsen opleveren? Beide zenders konden worden getraceerd en dit leverde twee aparte kolonies op van acht dieren elk. De kolonies zaten in spechtengaten in geringde grove dennen. Enkele dagen later voegden alle dieren zich samen in een van de twee bomen.

Er zijn dus minimaal twee kraamkolonies met in totaal 34 dieren gevonden. Van de gewone grootoorvleermuis is bekend dat ze gebruikmaken van verblijfplaatsen in zowel bomen als gebouwen. Uit eerdere studies en ervaringen van waarnemers weten we zelfs dat één kolonie zowel bomen als gebouwen kan gebruiken. Omdat nu alleen verblijven in bomen zijn gevonden, blijft het dus de vraag in welke mate deze gevonden kolonies gebruikmaken van gebouwen tijdens het kraamseizoen.

Enkele koloniebomen waar de grootoorvleermuizen zaten (Foto’s: Johann Prescher)
Enkele koloniebomen waar de grootoorvleermuizen zaten (Foto’s: Johann Prescher)

Smalle bomen met gaten of loshangend schors

Het belang van bomen met oude spechtengaten of loshangend schors wordt in tal van andere onderzoeken bevestigd. Zelfs smalle bomen, soms nog geen 15 cm in diameter, worden veelvuldig gebruikt door diverse boombewonende vleermuissoorten. Terwijl het vleermuisprotocol in haar checklist bomen noemt van 30 cm of dikker op borsthoogte, blijkt de dikte in de praktijk niet uit te maken. Dit soort ervaringen zijn al vaker opgedaan. In 2017 werd tijdens onderzoek van René Janssen in Twente zelfs een vale vleermuis - een van de grootste soorten van Nederland - in een berk van ongeveer 15 cm dikte aangetroffen. Het boek Bat Roosts in Trees ondersteunt dergelijke vondsten, waarbij vleermuizen zelfs in bomen met een diameter op borsthoogte van minder dan 10 cm worden aangetroffen. 

Dit zou dan ook direct reden moeten zijn voor een aanpassing van de checklist. Het voorstel zou dan ook zijn om in de checklist de breedte niet te noemen, maar gelijk te beginnen met de vraag of er spleten, scheuren, gaten of loshangend schors aanwezig is. Waarbij het zicht op dergelijke kenmerken niet belemmerd zou mogen worden door bladerdek en de bomen goed in kaart gebracht moeten worden voor gerichter onderzoek. In 2024 schreven we ook al hoe belangrijk bomen én goed onderzoek zijn. Met deze vondst wordt dat maar weer eens dik onderstreept. 

Tekst: Johann Prescher, Vleermeneer Inventarisatie & Monitoring;
Daan van der Elsken, Elsken Ecologie/Ecoloog Terschelling

Foto’s: Johann Prescher & Daan van der Elsken