Mopsvleermuis

De mopsvleermuis (Barbastella barbastellus) is een middelgrote vleermuis met een kenmerkende gedrongen snuit en een zwartbruine vacht. Tot in de jaren 1990 was de mopsvleermuis een zeldzame overwinteraar in het zuiden van Nederland. Sindsdien werd hij jarenlang beschouwd als uitgestorven. In 2017 werd de mopsvleermuis herontdekt in Zeeuws-Vlaanderen, aan de hand van geluidswaarnemingen. En in 2023 werd er zelfs een kraamkolonie ontdekt bij Winterswijk, het eerste bewijs dat de mopsvleermuis zich in Nederland voortplant.
Uiterlijke kenmerken
De mopsvleermuis is een middelgrote vleermuis met een zeer donker gezicht en een gedrongen snuit, die aan die van een mopshondje doet denken. De vacht is zwartbruin. De haarpunten zijn lichtgekleurd (zilverachtig tot lichtgrijs), waardoor de vacht berijpt lijkt. De donkere, brede, korte oren zijn door een huidplooi boven de snuit met elkaar verbonden. De tragus versmalt halverwege en heeft een afgerond uiteinde. Aan de buitenrand van het oor zit een kenmerkend rond uitsteeksel.
Afmetingen
Lengte kop-romp: 45-58 mm
Gewicht: 9-11 g
Spanwijdte: tot 26-29 cm
Lengte onderarm: 36,5-43,5 mm
Leefwijze vleermuizen algemeen
Vleermuizen vormen een soortenrijke groep van actief vliegende zoogdieren, die in staat zijn hun voedsel te vangen in het nachtelijk luchtruim. Ze gebruiken hierbij echolocatie (sonar) om te navigeren en hun voedsel te lokaliseren. Alle in Nederland voorkomende soorten vleermuizen houden een winterslaap van oktober-november tot maart-mei. Tijdens de winterslaap worden de lichaamsfuncties (spijsvertering, hartslag) van de vleermuis tot een minimum teruggebracht en de lichaamstemperatuur sterk verlaagd, waardoor de vleermuis weinig energie verbruikt en kan overleven op de verbranding van lichaamsvet. In het voorjaar worden de jongen geboren en grootgebracht door groepen vrouwtjes in kraamkolonies. De mannetjes verblijven overdag alleen of in kleine groepjes in hun zomerverblijven. Rond zonsondergang verlaten vleermuizen hun verblijven om op insecten of andere geleedpotigen te gaan jagen. Vooral in de nazomer en herfst komen vleermuizen in groepen bij elkaar op bepaalde locaties om te zwermen. Aan dit intense, sociale gedrag, waarover nog steeds veel onduidelijkheid bestaat, worden vooral twee functies toegedicht. Ten eerste vindt paring plaats op en rond deze locaties, waarbij genetische uitwisseling plaatsvindt tussen dieren afkomstig van verschillende kolonies. Daarnaast lijkt het zwermen een functie te hebben bij de inspectie van en informatieoverdracht tussen adulte dieren, en mogelijk ook tussen adulte en jonge dieren, over geschikte winterverblijven. In het najaar, voorafgaand aan de winterslaap, vetten vleermuizen op, zodat zij voldoende vetvoorraad hebben om de winterslaapperiode door te komen. Vrouwelijke vleermuizen slaan het sperma op tot in het voorjaar, wanneer de daadwerkelijke bevruchting van de eicel plaatsvindt.
Habitat
Mopsvleermuizen lijken een voorkeur te hebben voor structuurrijke, beboste gebieden, waar ze vooral in oude bosgedeelten, langs bosranden en boven open plekken in het bos jagen. Ze komen daarnaast ook voor in waterrijke gebieden en meer halfopen landschappen met opgaande, lijnvormige vegetaties, en jagen onder meer boven kruidenrijke graslanden.
Voedsel
Vooral nachtvlinders staan op het menu van de mopsvleermuis. Een klein deel van de prooien bestaat uit tweevleugelen en andere vliegende insecten.
Jachtgedrag
Mopsvleermuizen verlaten vrij vroeg, 5-31 minuten na zonsondergang, hun verblijfplaatsen om te gaan jagen. De mopsvleermuis jaagt veelal 2-4 m boven de boomkronen, maar ook lager, langs bosranden of dichter op de vegetatie. Ze zijn zeer wendbaar en maken geregeld duikvluchten. Ze kunnen tijdens de jacht afstanden afleggen tot 25 km, maar meestal zijn de jachtvluchten beperkt tot enkele kilometers; de vrouwtjes gaan hierbij gemiddeld verder weg.
Mopsvleermuizen gebruiken zowel harde als ook zeer zachte echolocatiegeluiden, die voor sommige nachtvlindersoorten onhoorbaar zijn.
Verblijfplaatsen
Mopsvleermuizen zijn in het algemeen standvleermuizen, die zich hoogstens enkele tientallen kilometers verplaatsen tussen zomer- en wintergebieden. Maar er zijn in Europa ook langere migratieafstanden waargenomen, tot maximaal 290 km.
- Kraamkolonie
Kraamkolonies bevinden zich gewoonlijk in boomholten, waarbij geregeld van holte wordt gewisseld: een kolonie gebruikt wel dertig verschillende boomholten. Ook ruimtes in gebouwen worden soms gebruikt. - Zomerverblijfplaats
Als verblijfplaats in de zomer worden vaak spleetvormige ruimten gekozen, zoals rotsspleten (in Zuid-Europa) of scheuren in muren, achter planken of achter losse boomschors. Mopsvleermuizen worden incidenteel in vleermuiskasten aangetroffen. - Winterverblijfplaats
De overwintering begint vaak in bomen. Later, bij toenemende kou, trekken de vleermuizen naar ondergrondse verblijven zoals grotten, groeven of bunkers en kelders. Mopsvleermuizen zijn relatief koudetolerant en zijn ’s winters vaak in de ingangsgebieden van verblijven te vinden. Er wordt ’s winters ook wel gejaagd op nachtvlinders.
Voortplanting
Vanaf half juni worden een of twee jongen geboren. Paringen vinden plaats vanaf half augustus op de zwermlocaties, die ook als winterverblijf worden gebruikt. De mannetjes vormen kleine paargroepen met enkele (maximaal vier) vrouwtjes.
Leeftijd
De maximum waargenomen leeftijd is 21 jaar. De gemiddelde levensverwachting is 5,5-10 jaar.
Natuurlijke vijanden
Uilen (vooral bosuil en kerkuil) en roofvogels (boomvalk, sperwer) pakken soms vleermuizen in de vlucht, vaak in de buurt van de verblijfplaats. In of bij de verblijfplaatsen worden vleermuizen soms gepredeerd door huiskatten en steenmarters. Vleermuizen in winterslaap kunnen ook ten prooi vallen aan bosmuizen.
Geluid
De echolocatie is tweetonig. Het eerste deel is relatief luid en met een batdetector hoorbaar rond 32 kHz, het tweede deel is zachter en heeft een piekfrequentie rond 40 kHz.
Waarnemingen doorgeven
Wereld
Het areaal van de mopsvleermuis omvat Europa en, daarbuiten, de bergen van Turkije en het Atlasgebergte in Marokko.
Europa
De mopsvleermuis komt voor in een groot deel van Midden- en Zuid-Europa, maar ontbreekt daarbinnen in veel laaglanden. Noordelijk komt de soort voor tot in Zuid-Zweden en oostelijk tot in de Kaukasus. Mopsvleermuizen zijn nergens algemeen.
Nederland
Mopsvleermuizen werden voorheen alleen als zeldzame overwinteraar in Nederland waargenomen. Tot in jaren 1980 werden overwinterende exemplaren gevonden in Zuid-Limburg en tot begin jaren 1990 in Zeeuws-Vlaanderen. Daarna leek de soort uit Nederland verdwenen. Tot 2017, toen in Zeeuws-Vlaanderen geluidswaarnemingen van de soort werden gedaan, evenals in de daaropvolgende jaren. De vreugde was echter nog groter toen in de zomer van 2023 ten oosten van Winterswijk een kraamverblijf werd ontdekt, achter loshangende schors van een Amerikaanse eik. Er vlogen zeven dieren uit. Het was het eerste bewijs van voortplanting van de mopsvleermuis in Nederland.
- Rode Lijst NL Zoogdieren 2020: niet beschouwd
- Rode Lijst NL Zoogdieren 2007: niet beschouwd
- Omgevingswet: artikel 11.46, lid 1 (Europees beschermd)
- Nederlands Soortenregister
- IUCN Red List
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Chiroptera (Vleermuizen)
Familie: Vespertilionidae (Gladneuzen)
Geslacht: Barbastella
Soort: Barbastella barbastellus