Monitoring van vleermuizen in windparken op land
In het kader van door de ministeries van LNV en EZ beschikbaar gesteld onderzoeksbudget voor kennislacunes op het gebied van vleermuizen en windturbines is het protocol voor onderzoek naar vleermuizen in windparken geactualiseerd. Het oorspronkelijke protocol (Boonman et al. 2013) en de aanpassing daarop (Brenninkmeijer et al. 2021) zijn hierbij geactualiseerd vanwege veranderingen in de sector en nieuwe inzichten in de wetenschappelijke literatuur. Daarnaast is ook een protocol voor het preconstructie-onderzoek, voorafgaand aan de realisatie van een windpark, toegevoegd.
Bij de totstandkoming van dit onderzoek zijn experts van verschillende organisaties betrokken die zich bezighouden met de verschillende aspecten van onderzoek naar vleermuizen in windparken. Er is voor de voorgestelde minimale eisen die aan goed onderzoek gesteld worden, zoveel mogelijk gewerkt met wetenschappelijke onderbouwingen, maar op sommige punten is ook gebruik gemaakt van in gezamenlijk overleg opgestelde expert judgement van de experts.
Een aantal belangrijke veranderingen ten opzichte van het protocol van Brenninkmeijer et al. (2021) is dat er wordt gemonitord totdat is aangetoond dat de mortaliteit lager is dan de drempelwaarde uit de ontheffing, dat er ook in het voorjaar slachtoffermonitoring plaatsvindt, dat het akoestisch onderzoek een paar weken langer doorloopt en dat dit gebeurt bij meer turbines.
In Tabel 1 staat een beknopt overzicht van de belangrijkste punten uit dit protocol. Meer details en de onderbouwing ervan zijn te vinden in de betreffende hoofdstukken.
Tabel 1. Samenvattend overzicht van de minimale eisen bij het onderzoek in windparken.
preconstructie-onderzoek
hoofdstuk 2
Vooronderzoek
Inventarisatie en beoordeling bestaande gegevens en informatiebronnen
Vaststellen risicofactoren en gebruiksfuncties
Inventarisatie terreintypen in en rond plangebied; risicofactoren (preferente landschapselementen, risicogebieden, kolonies en verblijfplaatsen)
Identificatie werkzaamheden
Werkzaamheden en potentiële effecten vastleggen voor de aanlegfase, operationele fase en ontmanteling
Veldonderzoek
Twee jaar met zowel mobiele detectoren als stationaire monitoring
Dataverwerking en rapportage
Beschrijving van de beoogde ingreep, monitoringsresultaten en duiding per
soort van de gebruiksfuncties en het belang van het plangebied
Impact per gebruiksfunctie per fase
Indien van toepassing, aanbevelingen per fase
Beschrijving/duiding van onzekerheden (met name van belang bij windparken waar geen slachtoffermonitoring kan plaatsvinden)
Nader onderzoek zeldzame soorten
Van toepassing indien tijdens de kraamperiode regelmatig bosvleermuis, tweekleurige vleermuis en/of kleine dwergvleermuis in het plangebied zijn waargenomen
akoestische monitoring
hoofdstuk 3
Stationaire monitoring
Minimaal twee turbines met recorder, oplopend met aantal turbines
Tussen 1 april en 1 november
Meting vanuit gondel en op tiplaagte
slachtofferonderzoek
hoofdstuk 4
Onderzoeksinspanning
Monitoring totdat is aangetoond dat mortaliteit lager is dan de drempelwaarde uit de ontheffing of vergunning en ten minste 2 jaar
Minimaal zes turbines, oplopend met grootte windpark
Minimaal 1 ha binnen 0,5 x tiphoogte + al het verhard oppervlak tot afstand tiphoogte
Voorjaar (apr-mei) + najaar (juli – half oktober)
Twee- tot driemaal per week zoeken
Registratie velddata
Digitaal in mobiel GIS
Alle relevante metadata
Soort, geslacht, leeftijd (indien mogelijk), versheid slachtoffer enz.
Foto’s
Correctiefactoren
Vindkans: minimaal 20 karkassen per terreintype, seizoen enz.
Predatiekans: controleren op dag 1, 2, 3, 4, 5, 7, 10, 14
Zoekoppervlak: correctie afhankelijk van afstand tot mast
stilstandvoorziening
hoofdstuk 5
Ontwerp stilstandmodel
Op basis van akoestische activiteit in het windpark in combinatie met het aantal slachtoffers
Uitgangspunten en randvoorwaarden
De stilstandvoorziening is locatiespecifiek en soortspecifiek;
Er is een relatie tussen de gemeten akoestische activiteit en het aantal vleermuizen binnen de rotorzone;
Er wordt rekening gehouden met de ruimtelijke spreiding van vleermuizen in het windpark;
Verhouding tussen aantal opnamen en aantal slachtoffers per soort is constant gedurende het seizoen en tussen verschillende turbines;
Het risico op aanvaring is nul bij een omloopsnelheid tot 1 RPM en neemt daarna lineair toe met toenemende draaisnelheid.