Dwergmuis

De dwergmuis (Micromys minutus) is met een kop-romplengte van 50-80 mm het kleinste knaagdier van Europa. De dwergmuis heeft een geel- tot oranjebruine vacht met witte buik. Dankzij zijn kleine formaat en lange, beweeglijke staart klimt hij moeiteloos op riet- en grasstengels. De dwergmuis behoort tot de ware muizen, maar door zijn stompe snuit en kleine oren kan hij worden aangezien voor een woelmuis.
Uiterlijke kenmerken
De dwergmuis heeft een tweekleurige vacht. De bovenkant is geelbruin tot oranjebruin en de onderkant is wit tot vuilwit. Deze twee kleuren zijn duidelijk van elkaar gescheiden (deze scheidingslijn noemt men de demarcatielijn). De vacht is in de winter donkerder dan ’s zomers. De dwergmuis heeft een lange, beweeglijke, staart die tweekleurig is en een pluimpje heeft, dat bij het ouder worden afslijt. De ogen zijn klein en de snuit is stomp. De oorschelpen steken nauwelijks uit de vacht en zijn klein en behaard. De dwergmuis gebruikt zijn staart als grijporgaan.
Afmetingen
lengte kop-romp: 50-80 mm
lengte staart: 45-75 mm
gewicht: 4-12 g
Determinatie
Voor de in Nederland voorkomende muizen (ware muizen, woelmuizen en spitsmuizen) heeft de Zoogdiervereniging in samenwerking met Naturalis de soortzoekers gemaakt om mensen te helpen bij de determinatie van deze lastige groep zoogdieren. Selecteer links in beeld de waargenomen kenmerken, waarna enkel nog de soorten worden getoond die hieraan voldoen.
Er zijn voor muizen drie soortzoekers gemaakt:
Gelijkende soorten
Vanwege zijn stompe snuit en kleine oren is verwarring van de dwergmuis met een woelmuis mogelijk.
Habitat
De dwergmuis komt vooral voor in hoog gras, zeggen-, graan- en rietvelden, ruigten en dijkbegroeiing. Daarnaast in kreupelhout, houtwallen, hagen, braamstruiken en in de duinen. Hij heeft geen duidelijke voorkeur voor droge of natte gebieden. Vooral de aanwezigheid van hoogopgaande dichte vegetatie is van belang. De soort komt nauwelijks voor in intensief gemaaide gebieden. In de winter zoeken de dieren soms graanschuren, hooimijten of strobalen op.
Leefwijze
Van het voorjaar tot het najaar leeft de dwergmuis voornamelijk bovengronds en dan vooral in hoge grassen, planten en aren; hij is dan ’s nachts actief. In de winter leven dwergmuizen meer op de grond en zijn dan vaker overdag actief. Ze kunnen zeer goed klimmen, zelfs in grasstengels, zonder op de grond te komen. Dit klimmen doen ze met hulp van hun staart. Bij verstoring laten ze zich direct op de grond vallen om zich daar verder te verplaatsen. De dwergmuis leeft vrijwel solitair, behalve in de paartijd, dan komen ze bij elkaar om een nest te maken en te paren.
Voedsel
De dwergmuis heeft een gevarieerd menu en eet zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Zo eet hij zaden, granen, vruchten, bessen, knoppen, jonge scheuten, zacht fruit, mossen, paddenstoelen, wortels en grassen. Daarnaast eet hij ook insecten, motten, sprinkhanen en rupsen. De samenstelling van zijn dieet is afhankelijk van het seizoen. Zo eet de dwergmuis in de lente meer jonge scheuten, grassprieten en knoppen en vormen insecten 's winters een belangrijk onderdeel van zijn voedsel. Dwergmuizen lusten ook honingdauw (die door bladluizen wordt geproduceerd) en nectar van bloemen. Bij het eten van graan gebruiken ze hun staart om in de stengel te klimmen en bij de aar te kunnen. Door hun actieve manier van leven, moet dwergmuizen dagelijks eenderde van hun lichaamsgewicht eten om in leven te blijven.
Territorium
Mannetjes en vrouwtjes hebben elk hun eigen leefgebied. De leefgebieden van de mannetjes overlappen elkaar, die van de vrouwtjes niet tot nauwelijks. De grootte van een leefgebied bedraagt, afhankelijk van de kwaliteit, 200-900 m2. Dichtheden tot 250 dieren per ha komen voor.
Verblijfplaats
De nesten die als rust- en verblijfplaats worden gebruikt, bevinden zich tot op ruime 1 m hoogte in stengels van ruigte en rietzomen, maar ook in pijpenstrootje op vergraste heidevelden en randzones van graanakkers. Hoe later in het plantengroeiseizoen, hoe hoger de vegetatie en hoe hoger de nesten zich bevinden.
De slaapnesten zijn minder stevig gebouwd dan de kraamnesten. De dwergmuis maakt ook wel eens vrijstaande of hangende nesten in bomen. Het nest waarin de jongen worden geboren, wordt gezamenlijk door het mannetje en vrouwtje gemaakt. Het is steviger dan het gewone nest. Ze splijten grassen met hun snijtanden, waarbij het gras aan de stengel blijft. Daarna weven ze stukken aaneen, waardoor een rond frame ontstaat met een diameter van 6-10 cm. Ze steken andere grassen door de rand en bekleden het nest vervolgens met lagen zacht gekauwd gras of pluizig materiaal. Deze nesten hangen ongeveer 60-100 cm boven de grond. De ingang bevindt zich vaak aan de zijkant, en is veelal dichtgemaakt en onduidelijk. Het nest is zo elastisch dat het met het groeien van de jongen kan uitdijen.
Doordat (een deel van) het nest nog aan levende planten zit, blijft het lang groen en is daardoor goed gecamoufleerd in de vegetatie. Vanaf de herfst verdorren de nesten, waarna ze beter zichtbaar worden. In de winter bevinden de nesten zich laag in een graspol, onder een heg of in strobalen.
Voortplanting
De voortplantingstijd van de dwergmuis loopt van april tot oktober. Een mannetje en vrouwtje maken na het paren samen een nest, waarna het vrouwtje het mannetje verdrijft. Na een draagtijd van 21 dagen worden 2 tot 6 (gemiddeld 5) jongen geboren. De jongen worden kaal en blind geboren en wegen slechts 0,7 g. Al gauw krijgen ze een grijsbruine vacht en kunnen ze grijpen en kruipen. Na ongeveer acht dagen gaan hun ogen open, krijgen ze tanden en kunnen ze vast voedsel eten. Als ze 15 dagen oud zijn, wegen ze ongeveer 3,5 g. Dan worden de jonge dwergmuizen gespeend en moeten ze voor zichzelf zorgen. Meestal worden ze weggejaagd door hun moeder die dan vaak opnieuw drachtig is. Met twee maanden zijn ze geslachtsrijp en kunnen ze meedoen aan de voortplanting. In een seizoen kunnen zich zo wel vier generaties voortplanten.
Leeftijd
Dwergmuizen worden gemiddeld enkele maanden tot 1,5 jaar oud. In gevangenschap kunnen ze wel 5 jaar oud worden. In de eerste twee levensmaanden is de sterfte onder dwergmuizen het hoogst, vooral onder invloed van weersomstandigheden.
Natuurlijke vijanden van de dwergmuis zijn voornamelijk kerkuil, ransuil en torenvalk. Daarnaast vormen landontginning en –bewerking (zoals besproeiing van gewassen, het gebruik van combines, platbranden van stoppelveldjes en bebouwing) een bedreiging voor de dwergmuis. Vooral bij machinale oogst treedt er vaak massale sterfte op onder de jongen die dan nog in het nest verblijven. De soort is niet bedreigd, maar komt slechts plaatselijk vrij algemeen voor.
Zicht
De dwergmuis laat zich maar weinig zien. De aanwezigheid van dwergmuizen in een gebied kan vastgesteld worden door live-traps uit te zetten. Dit werkt alleen in de herfst en winter omdat de dieren alleen dan op de grond leven.
Sporen
- Vraatsporen
De dwergmuis laat vraatsporen achter op graankorrels die kenmerkend zijn voor deze soort. Door zijn geringe gewicht kan de dwergmuis namelijk in de aar klimmen om de korrels eruit te eten. Andere muizen moeten de stengel doorknagen om bij de aar te kunnen. De aangevreten graankorrels vertonen kleine tandafdrukken of zijn uitgehold en hangen vaak nog aan de aar. Ook klimmen dwergmuizen wel eens in papavers en andere planten om de zaaddozen leeg te eten. Hierbij is echter moeilijk onderscheid te maken tussen het knaagspoor van de dwergmuis en het pikspoor van vogels. - Uitwerpselen
Uitwerpselen van de dwergmuis zijn 2-3 mm lang en hebben een fijne, kruimelige structuur. Afhankelijk van het gegeten voedsel zijn de uitwerpselen bruin of groen van kleur. Oude exemplaren zijn zwart. Keutels zijn behalve in nesten, zelden te vinden want ze zijn erg klein. - Loopsporen
De afdrukken van de voorvoet van de dwergmuis zijn 6 mm lang en 8 mm breed en die van de achtervoet 10 mm lang en 10 mm breed. De voorvoet heeft 4 tenen, de achtervoet 5. Loopsporen zijn zelden te vinden omdat het dier zich voortbeweegt tussen de vegetatie, daarbij gebruik makend van de soepele grijpstaart. - Bewoningssporen
In de winter zijn de nesten van de dwergmuis makkelijk in hoog gras en riet te vinden. Met enig geduld zijn de dwergmuizen zelfs bij het nest te zien. - Braakballen
Schedels kunnen in kleine percentages worden aangetroffen in braakballen van kerkuil, in grotere percentages in braakballen van ransuil en steenuil.
Geluid
De dwergmuis is meestal stil maar kan soms tjirpen, kwetteren en piepen. Dit laatste doen vooral de jongen. Ook brengen de jongen zeer hoge ultrasone geluiden voort, van rond 100 kHz. Mannetjes hebben een soort baltsroep.
Waarnemingen doorgeven
Wereld
Kom in Europa en oostwaarts tot in Japan voor.
Europa
Het verspreidingsgebied van de dwergmuis omvat een groot deel van Europa, van de zuidelijke helft van de Britse Eilanden noordelijk tot halverwege Finland. Ontbeekt vrijwel in Noorwegen en Zweden, in een groot deel van het Iberisch Schiereiland, in Zuid-Italië en langs de westkust van de Balkan. Ook in hooggebergte komt hij niet voor.
Nederland
In Nederland komt de dwergmuis vrijwel overal voor en kan hij lokaal vrij algemeen zijn. Op de Waddeneilanden is de dwergmuis waarschijnlijk met stro ingevoerd. De Noordoostpolder en Flevoland heeft de dwergmuis vanzelf gekoloniseerd.
- Rode Lijst NL Zoogdieren (2020): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL Zoogdieren (2009): thans niet bedreigd
- Rode Lijst NL Zoogdieren (1994): thans niet bedreigd
- Omgevingswet: bijlage IX van artikel 11.54
- Habitatrichtlijn (1992): niet vermeld
- Conventie van Bern (1982): niet vermeld
- Nederlands Soortenregister
- IUCN Red List
Klasse: Mammalia (Zoogdieren)
Orde: Rodentia (Knaagdieren)
Familie: Muridae (Ware Muizen)
Geslacht: Micromys
Soort: Micromys minutus
-
2021 Telganger
Telganger / 2021-1 / juni
-
2015 Rapportages onderzoek (pdf)
Onderzoek naar het voorkomen van waterspitsmuis en dwergmuis in Berkheide 2015
-
2015 Telganger
Telganger / 2015-2 / oktober (pdf)
-
2011 Rapportages onderzoek (pdf)
2011.42 muizen Oostvaardersplassen 2011
-
2010 Rapportages onderzoek (pdf)
2010.58 Muizen Oostvaardersplassen 2010
-
2010 Rapportages onderzoek (pdf)
2010.36 Knaagdiermonitoring in Nederland
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.56 Onderzoek naar het voorkomen van (noordse woel)muizen rond Oosterend, Texel 2009
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.54 Zoogdieronderzoek Vuurtoreneiland bij Durgerdam
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.17 Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in relatie tot het project Zuiderklip
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009.04 Muizenweekend IJsselvallei
-
2009 Rapportages onderzoek (pdf)
2009 Muizeninventarisatie Kappersbulten
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.57 Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in Polder de Gagel en de Molenpolder
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.44 Effect van terreinbeheer op muizen in het zuidelijke deel van Natura-2000 gebied ‘Duinen van Texel’
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.35 Het belang van de Nieuwe Stadse Zeedijk bij Stad aan ’t Haringvliet voor de noordse woelmuis
-
2008 Rapportages onderzoek (pdf)
2008.12 Onderzoek naar het belang van de Buitenhavendijk te Middelharnis voor de noordse woelmuis
-
2007 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 18 / nr. 1 / maart 2007
-
2007 Rapportages onderzoek (pdf)
2007.54 Onderzoek naar het voorkomen van de noordse woelmuis in de Jan Durkspolder, Wolwarren, Wolwarren,
-
2007 Rapportages onderzoek (pdf)
2007.34 Zoogdieronderzoek Kanaalzonde Zeeuws-Vlaanderen
-
1999 Tijdschrift Zoogdier (pdf)
Zoogdier / jaargang 10 / nr. 1 / mei 1999