

De boommarter (Martes martes) is een zoogdier uit de familie marterachtigen. De boommarter is qua formaat als een huiskat maar met veel kortere poten. In Nederland komt ook de steenmarter voor. Boommarters leven doorgaans in het bos en steenmarters in de buurt van bebouwing. Een marter in een bos is echter niet per definitie een boommarter en een marter bij bebouwing niet altijd een steenmarter!
Uiterlijke kenmerken
Algemeen
De marterachtigen vormen de grootste groep landroofdieren in Nederland. In afnemende grootte zijn dat: das, otter, boommarter en steenmarter, bunzing, hermelijn en wezel. Steen- en boommarter zijn ongeveer even groot. Ook de behendigheid, souplesse en klimvaardigheid hebben ze gemeen. Zelfs de samenstelling van het voedsel vertoont veel overeenkomst. De biotoopvoorkeur verschilt echter: boommarters leven doorgaans in het bos en steenmarters in de buurt van bebouwing. Voorzichtigheid is echter geboden: een marter in een boom is niet per definitie een boommarter en een marter in een huis niet altijd een steenmarter!
Uiterlijk
De boommarter is een lang en slank zoogdier dat zich vlug en lenig door bomen verplaatst. De boommarter is qua formaat als een huiskat maar met veel kortere poten. De sterk behaarde, volle, pluimstaart neemt bijna een derde van de totale lengte in beslag. Hiermee kan de boommarter goed zijn evenwicht bewaren bij het achtervolgen van een prooi in de bomen. Door de relatief lange achterpoten is de rug bij het lopen licht naar voren gebogen. De kop is spits met vrij grote oren. Poten en snuit zijn bijna altijd donkerder dan de koffie- tot roodbruine vacht met grijsbruine ondervacht vacht. Opvallend is de gele, soms bijna witte, bef waarvan het patroon met vlekken en vorm individueel verschilt.
De boom- en steenmarter lijken sterk op elkaar. De boommarter heeft meestal een gele bef, de steenmarter een witte bef. Maar er komen boommarters voor met een (geel-) witte bef en steenmarters met een gelige bef. De oren van de boommarter zijn groter en staan meer naar het midden van de kop; die van een steenmarter meer naar de zijkant. De neusdop van een volwassen boommarter is zwart/bruin, die van de steenmarter vleeskleurig (roze). Verschillen die nogal eens genoemd worden zijn een lichte rand aan de oren bij de boommarter en het doorlopen van de bef op de voorpoten bij een steenmarter. Dit zijn echter vooral individuele verschillen en niet bruikbaar om de soorten van elkaar te onderscheiden. Het enige echte verschil is de ondervacht die bij de boommarter donker (grijs-bruin) is en bij een steenmarter licht (wit).
Afmetingen
lengte kop-romp: 40 - 53 cm
lengte staart: 23 - 28 cm
gewicht: 0,9 - 2,0 kg
Wijfjes zijn kleiner en minder zwaar dan mannetjes (tot 1,5 keer)
Ecologie
Leefgebied en verspreiding
Het verspreidinggebied van de boommarter ligt in vrijwel geheel Europa, een groot deel van Spanje en Griekenland. Vrijwel overal is de boommarter zeldzamer dan de steenmarter. De boommarter leeft bij voorkeur in bossen. Als behendige klimmer en springer kan hij zijn leefgebied vanaf de grond tot in de boomtoppen benutten. Bij de boommarter wordt al gauw gedacht aan oud (loof)bos. In Nederland klopt dat beeld in ieder geval niet; de boommarter komt hier in allerlei typen en leeftijden bos voor. Boommarters leven bijvoorbeeld ook in de jonge bossen van de Flevopolders en in Moerasbossen in Overijssel en Utrecht.
Vroeger kwam deze sierlijke bosbewoner op bijna alle hogere gronden van Nederland voor. Tegenwoordig leven er populaties boommarters op de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Drents-Friese wouden. Daarnaast komen er boommarters voor in de Gelderse Vallei, het Langbroeker Weteringgebied (Utrecht), het Utrechts – Noord-Hollandse plassengebied, Overijssel, de Achterhoek en Liemers, Gaasterland, de Flevopolders, de duinen van Noord- en Zuid-Holland en de Brabantse Wal. In al deze gebieden vindt voortplanting plaats.
Van een aantal gebieden is het onduidelijk of de boommarter er (nog) voorkomt en/of hij zich daar voortplant. Dit zijn Limburg, Twente, en de Sallandse Heuvelrug. Boommarters kiezen hun rustplaatsen vaak in boomholten, konijnen-, vossen of dassenholen, tussen boomwortels of onder takkenbossen. Nesten zitten vaak in oude spechten- of eekhoornholen, regelmatig in inrottigsholten en soms in gebouwen die in of aan de rand van het bos staan. Boommarters maken meestel niet zelf een hol maar passen een bestaand nest aan.
Leefwijze en voedsel
De boommarter is het enige zoogdier dat in staat is een eekhoorn door de boomkruinen te achtervolgen en te vangen. Hierbij kan hij meterslange luchtsprongen maken en landt bij een val altijd op z’n poten. Deze energieverslindende jacht behoort, ondanks de overlevering, niet tot zijn dagelijkse routine. Dit is gebleken uit onderzoek naar voedselresten in keutels, maar ook in magen van verkeersslachtoffers.
De boommarter is dan ook meer een verkenner in zijn territorium dan een jager en scharrelt zijn voedsel bij elkaar door te eten wat hem ‘voor-de-voet komt. Zijn eten bestaat uit insecten (waaronder hommel- en wespenbroed), vogels en eieren, kleine zoogdieren (van muis tot konijn) en aas en af en toe een eekhoorn. In de nazomer en herfst eet de boommarter veel bessen en vruchten.
Voortplanting en leeftijd
De paartijd is van juli tot half augustus. De verlengde draagtijd duurt 8 tot 10 maanden. Na de bevruchting deelt de eicel zich een aantal maal en gaat dan in een rustfase. Pas rond januari nestelt de eicel zich in de baarmoederwand en vanaf eind februari - maart ontwikkelt het embryo zich verder. De jongen worden eind maart tot eind april geboren. Het aantal jongen varieert van 1 tot 5.
Aanvankelijk zijn de jongen nog blind en kaal. Na 5 weken gaan de ogen open en gaan ze de buitenwereld verkennen. Aan het einde van de zomer zijn de jongen net zo groot als hun moeder maar hun vacht blijft nog een poosje lichter van kleur en wolliger dan van een volwassen dier. Vanaf september leven ze zelfstandig.
Mannetjes zijn na 2 jaar geslachtsrijp; vrouwtjes na 3 jaar. De boommarter kan tot 10 jaar (maximaal 14 jaar) oud worden. Behalve de mens kent dit dier geen vijanden.
Territorium en verblijfplaats
Bos is bij uitstek het biotoop van de boommarter. Bij het klimmen in bomen grijpt hij zich met z’n nagels vast in de schors en ‘hupt’ met schokkende bewegingen vanuit de achterpoten omhoog.
Boommarters kunnen goed zwemmen. De dieren leven solitair; enkel in de paartijd zijn mannetjes en vrouwtje een paar dagen tezamen. Het leefgebied van een mannetje is circa 1000 ha groot en overlapt (deels) dat van meerdere vrouwtjes. ’s Nachts worden afstanden van 2 tot 7 km afgelegd, maar mannetjes leggen wel eens afstanden af van 10 tot 20 km per nacht.
Bedreiging en bescherming
In Nederland is de boommarter een wettelijk beschermd dier. De totale populatie van de boommarter in Nederland wordt anno 2010 geschat op 400 - 500 volwassen dieren en daarom staat de soort op de Rode Lijst van Bedreigde Zoogdieren als kwetsbaar. Het dier is zeldzaam geworden door de jacht.
Werkgroep Boommarter Nederland (WBN)
Belangstelling voor en ongerustheid over de toekomstperspectieven van de boommarter in Nederland vormde de aanleiding voor een aantal leden van de Zoogdiervereniging om de Werkgroep Boommarter Nederland (WBN) op te richten. Doelstelling van deze werkgroep is het verzamelen van benodigde kennis om daarmee de boommarter effectief te kunnen beschermen en behouden als wezenlijk onderdeel van de Nederlandse natuur. Kijk hier voor een overzicht van activiteiten en projecten van de WBN.
Waarnemen
Vraatsporen
Marters bijten de veren van een vogel af. Afgebeten veren op of onder een dikke boomtak, vaak met uitwerpselen in de omgeving, kunnen de vraatsporen van een boommarter zijn. Vraatsporen kunnen zijn: leeggegeten eieren, geheel of gedeeltelijk leeggegeten huiden van kleine zoogdieren, afgebeten veren of afgebeten koppen van kleine zoogdieren zoals konijnen en egels. De boommarter begraaft wel eens eieren (ook grotere als van kip en eend) in zand of mos.
Uitwerpselen
10 – 15 mm dik en 5 – 12 cm lang, vaak met een gevlochten oppervlak en insnoeringen, eindigend in een punt. Afhankelijk van de prooi zwart of grijs van kleur, vaak (in zomer en herfst) met pitten en zaden van vruchten. Te vinden in de buurt van een nest op de basis van een boomtak. Maar ook op de grond onder een boom of verspreid door het territorium op de grond of op omgevallen bomen.
Loopsporen
De sporen van de boommarter kenmerken zich door een voorvoet van 35-45 mm breed en 35-40 mm lang. De achtervoet is 40 mm breed en 48 mm lang. De spreiding van het spoor is tot 10 cm, de paslengte in stap is 35 cm, in galop 60 tot 90 cm. De poten van de boommarter kunnen in de winter sterk behaard zijn, waardoor het spoor sterk vervaagt.
Alle martersoorten hebben ten opzichte van andere roofdieren aan elke poot vijf tenen. De sporen tonen doorgaans ook de nagels. Boommarters hebben geurklieren op de zolen van hun achterpoten en op de buik. Maar ook bij de mondhoeken en anus. Ze laten bewust geuren achter ter markering van hun territorium.
Zichtwaarneming
De kans om een boommarter waar te nemen is klein. Met name omdat de trefkans met een dier met een groot territorium klein is. Boommarters met jongen zijn in het late voorjaar en zomer vaak overdag actief. In de periode worden regelmatig jagende vrouwtjes of bij de nestplaats spelende jongen waargenomen. De rest van het jaar zijn boommarters vooral ’s nachts actief.