Geautomatiseerde langetermijnregistratie van vleermuisactiviteit in Fort Steendorp (Vlaanderen, België)

Fort Steendorp (ten oosten van Temse, Oost-Vlaanderen, België) is een groot voormalig militair bakstenen fort, dat tegenwoordig een van de belangrijkste overwinteringsplaatsen voor vleermuizen is in Vlaanderen, België. Het fort maakt deel uit van twee 19de en vroeg 20ste eeuwse verdedigingsgordels van versterkingen rond de stad en de haven van Antwerpen. In 1989 werd hier gestart met gestandaardiseerde wintertellingen. Van 1999 tot 2022 varieerde het totale aantal overwinterende vleermuizen tussen 734 en 1209, voor in totaal acht soorten. Watervleermuis (Myotis daubentonii) is nog steeds de meest voorkomende soort, maar hun aantal is sterk afgenomen. Tot 2006/2007 maakte watervleermuis 90% uit van alle vleermuizen. Meer recent daalde dat percentage naar 50-60%. Vleermuizen zijn vaak moeilijk te detecteren tijdens hun winterslaap, waardoor visuele tellingen slechts een deel van het werkelijke aantal overwinterende vleermuizen vertegenwoordigen. Om het aandeel vleermuizen dat bij visuele tellingen wordt gemist te kwantificeren, werd een geautomatiseerd experiment voor het tellen van vleermuizen opgezet met gebruik van een infrarood lichtbarrière, die de vleermuisactiviteit en bewegingen naar binnen en naar buiten registreert in het afgeschermd deel, de gangen van het ‘reduit’ van Fort Steendorp. Door het hele jaar door gegevens te verzamelen, konden we ook vleermuisactiviteitsgegevens verzamelen buiten het winterslaapseizoen. Een belangrijk verschil met de visuele telmethode is dat het met dit soort geautomatiseerd vleermuisonderzoek niet mogelijk is om ook de soort te bepalen. Dit artikel presenteert de gegevens van vier opeenvolgende jaren, te beginnen vanaf april 2014. We observeerden twee uitgesproken periodes van hoge activiteit in Fort Steendorp. Een eerste piek van activiteit (bewegingen in en uit het portaal van de infrarood lichtbarrière) werd waargenomen vanaf de tweede helft van mei tot de eerste helft van juni (gemiddeld 1000 vleermuizen passeren het portaal per nacht). Dit viel samen met de voorjaarszwerm-/paarperiode van de meeste vleermuissoorten. Een nog meer opvallende toename van de activiteit in en uit de gangen van het reduit was te zien van half augustus tot in oktober, voorafgaand aan de winterslaap (‘herfstzwermen’, met een gemiddelde van 5000 vleermuispassages per nacht). Vanaf half oktober vond er een netto verplaatsing van vleermuizen naar het studiegebied plaats, met een geleidelijke toename van vleermuizen die in winterslaap gingen. In de studieperiode (2014-2018) bleken tussen 1761 en 2066 vleermuizen te overwinteren in het afgeschermde deel van het reduit. Bij het vergelijken van visuele tellingen met portaalgegevens van infrarood lichtbarrières, waarbij voor beide hetzelfde telgebied en dezelfde onderzoeksperiode werden aangehouden, bleek dat slechts 37% van de waargenomen totale vleermuispopulatie visueel was waargenomen. Dit cijfer geeft aan dat ongeveer tweederde van de vleermuizen overwinteren in de voor ons ontoegankelijke ‘watergangen’, of weggekropen zijn in kieren en spleten en zo onopgemerkt blijft bij een visuele telling. Ten tweede laten onze resultaten zien dat winterslaap geen continu, ononderbroken proces is. Vanaf december, vóór het koudste deel van de winter, trekken vleermuizen uit het studiegebied, vermoedelijk naar andere delen van het fort, hoewel de omstandigheden voor winterslaap in andere delen van het fort waarschijnlijk niet gunstiger zijn. We kunnen niet met volledige zekerheid bepalen wanneer vleermuizen Fort Steendorp definitief verlaten en daarmee hun winterslaap beëindigen, maar in de laatste week van maart hadden alle overwinterende vleermuizen het studiegebied verlaten, en bij aanname dus ook Fort Steendorp. Er was weinig tot geen activiteit tot het lentezwermen in mei en juni. Daarna daalde de activiteit in en rond de infrarood lichtbarrière tot augustus weer tot bijna nul. Dit artikel levert sterk bewijs dat voor complexe vleermuishibernacula, met veel spleten en ontoegankelijke of verborgen schachten en gangen, het werkelijke aantal overwinterende vleermuizen veel hoger is dan de visueel getelde aantallen. Dit heeft minstens voor grote bakstenen winterverblijven zoals Fort Steendorp belangrijke gevolgen voor vleermuisbeschermingsinspanningen op locaties met een grote waarde voor vleermuizen. Wanneer bij jaarlijkse tellingen ongeveer 1000 vleermuizen in Fort Steendorp worden gezien, zal het werkelijke aantal overwinterende vleermuizen dichter bij 3000 liggen, wat het belang van een object voor het behoud van vleermuizen vergroot. Piekactiviteiten op locaties als deze in mei-juni en augustus-november leiden tot de conclusie dat voor een optimale bescherming van vleermuizen beschermingsmaatregelen niet beperkt mogen blijven tot alleen de periode van winterslaap.