vleerMUS, Tilburg 2017
Het oppervlak aan urbaan gebied in Nederland (en wereldwijd) groeit. Het urbane gebied speelt voor vleermuizen een grote rol als verblijfs- en jachtgebied. Tevens is het een zeer dynamisch gebied waarin veel ruimtelijke ontwikkelingen spelen. Om negatieve gevolgen op (beschermde) gebouwbewonende diersoorten, zoals verschillende soorten vleermuizen, te voorkomen én de ontwikkeling van urbaan gebied – juridisch - mogelijk te maken, wordt steeds meer gebruik gemaakt van zogenaamde gebiedsgerichte ontheffingen. Een voorwaarde voor het werken met een dergelijke ontheffing is monitoring van de staat van instandhouding van vleermuizen. Voor de bepaling van de staat van instandhouding is informatie over de (trend in de) populatieontwikkeling van groot belang (Limpens & Schillemans 2016).
Doel van deze eerste monitoringsronde in 2017 in de gemeente Tilburg is om een inzicht te krijgen van de intensiteit (aantal transecten en aantal herhalingen) welke nodig is in de gemeente. Voor de monitoring in 2017 geldt dat we van een succesvolle pilot kunnen spreken als: 1) de zeven gekozen transecten driemaal worden voltooid 2) bij de herhalingen van transecten dezelfde soorten, op ongeveer dezelfde plekken en in vergelijkbare aantallen of dichtheden worden waargenomen 3) de doelsoorten (gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus, verder Ppip), ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii, verder Pnat) en laatvlieger (Eptesicus serotinus, verder Eser) afdoende worden waargenomen (minimaal 35 meetpunten per soort).