Populatiemonitoring vleermuizen in het aardbevingsgebied in Groningen 2018 In relatie tot het aardbevingbestendig renoveren van woningen
In het aardbevingsgebied in Groningen worden woningen versterkt. In deze woningen zijn verblijfplaatsen van verschillende soorten gebouwbewonende vleermuizen aanwezig. Deze verblijfplaatsen zijn juridisch beschermd onder de Wet Natuurbescherming. Het Centrum Veilig Wonen (CVW) gaat op advies van het bevoegd gezag het verdwijnen van verblijfplaatsen van vleermuizen mitigeren door vleermuisvoorzieningen in te bouwen. Monitoring van de algemene activiteit van de betreffende soorten in de omgeving van de werkzaamheden moet uitwijzen of de voorzieningen functioneren op het niveau van de populatie. De methode van NEM-VTT leent zich voor monitoring in niet-urbaan gebied, terwijl in urbaan gebied vleerMUS de geëigende methode is. Daarom zijn er in het projectgebied zowel vijf NEM-VTT routes als vier vleerMUS routes opgezet voor respectievelijk het niet-urbane en het urbane gebied. Voor de cumulatie van fiets- en autotransecten zijn er voor de gewone dwergvleermuis voldoende meetpunten (setjes van drie onafhankelijke waarnemingen) om veranderingen in de populatie op te kunnen pikken in het aardbevingsgebied. Voor de ruige dwergvleermuis en laatvlieger levert de cumulatie van fiets- en autotransecten voldoende waarnemingen op wanneer niet met triplets wordt gewerkt. Dit houdt in dat een eventueel negatief signaal, bijvoorbeeld het effect van renovatiewerkzaamheden in relatie tot het aardbevingsgebied kan worden opgemerkt . De betrouwbaarheid en statistische power is echter hoger wanneer wél met triplets gewerkt kan worden. Er is daarom onderzocht hoe het aantal waarnemingen kan worden vergroot. Uit de analyse blijkt dat het verhogen van het aantal transecten een groter effect heeft op het aantal onafhankelijke waarnemingen, dan het verhogen van het aantal rondes dat een transect gereden wordt. Wij adviseren daarom om bij de vervolgmonitoring voor de autotransecten–ten opzichte van 2018- twee extra autotransecten meer te gaan rijden, en tegelijk terug te gaan van drie naar twee herhalingsrondes, conform de NEM-VTT methode. We verwachten dat we met twee extra autotransecten bij de vervolgmonitoring voor in ieder geval het maximaal aantal waarnemingen kunnen werken met triplets, waardoor het meetnet robuuster wordt. Algemene aanbevelingen Voor de komende jaren is het van belang dat: 1. De fiets- en autotransecten vanaf 2020 worden uitgevoerd op de nu gereden transecten in dezelfde periode), inclusief herhalingen (drie herhalingen voor de fietsroutes, twee herhalingen voor de autoroutes), 2. De referentieroutes – buiten het versterkingsgebied - vanaf 2020 worden uitgevoerd op de nu gereden transecten in dezelfde periode, inclusief herhalingen (drie herhalingen voor de fietsroutes, twee herhalingen voor de autoroutes), 3. Het aantal autotransecten wordt uitgebreid met twee extra transecten ten opzichte van 2018, 4. Volgende transecten zoveel mogelijk worden afgestemd op de habitatvoorkeur van de laatvlieger en de ruige dwergvleermuis, 5. De monitoring van alle auto- en fietsroutes –op dezelfde gestandaardiseerde wijze- tweejaarlijks wordt voortgezet, 6. Doelstelling is dat de autoroutes Bedum, Kantens en Zuidhorn-Slapenstil vanaf 2019 jaarlijks gereden gaan worden door vrijwilligers van NEM-VTT. Indien het door omstandigheden niet lukt deze routes door een vrijwilligersgroep te laten rijden, dan dienen – in de jaren dat monitoring voor CVW plaats vindt- professionals ingezet te worden om dit op te vangen.