Teruggang aantal overwinterende baardvleermuizen in Kamp Westerbork II - Vervolgonderzoek naar lokale oorzaken rond de aardappelkelder
De aardappelkelder van voormalig Kamp Westerbork was tot voor kort de belangrijkste winterverblijfplaats voor baardvleermuizen in Noord-Nederland. Sinds 2012 loopt het aantal overwinterende vleermuizen echter sterk terug. Om meer inzicht te krijgen in de oorzaken van de achteruitgang is het vervolgonderzoek gericht op de mogelijke lokale oorzaken en regionale oorzaken van achteruitgang.
Het vervolgonderzoek heeft zich toegespitst op vier verschillende deelonderzoeken: 1) populatieopbouw middels vangst, 2) activiteit van vleermuizen tijdens de winterslaapperiode, 3) klimaat van de aardappelkelder door middel van het plaatsen van dataloggers, 4) predatie en verstoring door middel van het plaatsen van cameravallen.
Hierbij volgen de belangrijkste conclusies uit het onderzoek en een aantal aanbevelingen.
- De kelder heeft een gunstig overwinteringsklimaat voor baardvleermuizen.
- Geanalyseerde Batlogger opnames uit de aardappelkelder resulteerden niet in onverklaarbare pieken in vleermuisactiviteit, die zouden kunnen duiden op verstoring tijdens de zwerm- en winterrustperiode.
- De geanalyseerde cameravalbeelden en geluidsopnamen gaven geen aanwijzingen die wijzen op predatie in of bij de aardappelkelder.
- Het aandeel gevangen baardvleermuismannetjes in Westerbork lijkt hoger dan in andere vergelijkbare zwermstudies.
- Rekening houdend met omstandigheden die het optreden van zwermen en de hoogte van pieken beïnvloeden, kan gesteld worden dat de nazomerpopulatie baardvleermuizen van 2016 waarschijnlijk meer male biased is dan andere vergelijkbare onderzoeken.
- Het aandeel juveniele baardvleermuizen t.o.v. volwassen baardvleermuizen wijkt niet sterk af van resultaten van andere zwermstudies.
- Er vindt nog steeds voortplanting plaats binnen de populatie baardvleermuizen die zwermt bij en overwintert in de voormalige aardappelkelder van Westerborg.
- Het feit dat het aantal juveniele dieren t.o.v. volwassen dieren niet sterk afwijkt, en er bijna twee keer zo veel mannetjes worden gevangen t.o.v. andere vergelijkbare studies, zou kunnen duiden op een lagere overleving van de adulte (en/of juveniele), niet reproducerende vrouwtjes.
Voor vervolgonderzoek wordt aanbevolen prioriteit te geven aan het lokaliseren van de verblijfplaatsen van de kraamkolonies, zodat deze kunnen worden gemonitord. Dan kan worden geanalyseerd of er direct op de verblijfplaatsen werkende verstorende factoren optreden. Tevens is het van belang om de
voedselgebieden van de actuele – en zo mogelijk ook de voorheen gebruikte verblijfplaatsen - te lokaliseren en te analyseren op mogelijke problemen. Daarnaast blijft het noodzakelijk om vast te stellen waar de vlieg- en migratieroutes liggen en of en zo ja waar knelpunten liggen bij het passeren van de verkeersinfrastructuur.
Na het initieel verschijnen van het huidige rapport is 2017 een poging gedaan om op kansrijke locaties in Drenthe baardvleermuis te vangen. Dit is niet gelukt (Bouwens, 2017). Ook is het uitvlieggedrag en activiteit in voorjaar en najaar van het winterverblijf nader bestudeerd (Meijer, 2018).