Oude dagboeken verschaffen waardevolle informatie over bruinvisstrandingen
Hoewel er al vanaf 1915 in Nederland een registratiesysteem bestaat voor dode walvissen, waren er tot in de jaren 1970 geen betrouwbare gegevens beschikbaar over het aantalsverloop van gestrande bruinvissen. Het uitpluizen van oude dagboeken van twee vogelaars heeft onlangs meer duidelijkheid verschaft over de trends van gestrande bruinvissen in de periode 1931-1970.
De strandingspatronen van bruinvissen in Nederland rond het midden van de vorige eeuw waren tot voor kort onzeker. Ze zijn nu onderbouwd dankzij dagboekgegevens van Fokko Niesen en Henk Kortekaas. Dit blijkt uit een artikel dat recent in Lutra is verschenen. Alleen rond de jaren 1950 was het aantalsverloop waarschijnlijk anders dan onderzoek tot nu toe suggereerde. Met de ontsluiting van de data uit de vogeldagboeken, die de jaren 1931-1975 omvatten, is nu een betrouwbaarder beeld ontstaan van het aantalsverloop van de bruinvisstrandingen in die periode.
Golvend strandingspatroon
Uit de gegevens van beide waarnemers zijn strandingspatronen en de aantallen dode dieren per kilometer te distilleren. Deze zijn vergelijkbaar, net als het lage aantal vondsten in de winter en de piek in de nazomer. Dat is tegenwoordig ook zo, wat de betrouwbaarheid van de gegevens ten goede komt. Door de data uit de nationale database te combineren met die uit de dagboeken, is een completere reconstructie te maken van de dichtheden van aangespoelde bruinvissen op de kust tussen Hoek van Holland en IJmuiden. Na de Tweede Wereldoorlog blijkt er geen afname in strandingen te zijn, zoals eerder door anderen is geconstateerd. Ook de voortdurende afname van de bruinvis in de jaren 1950, zoals die bij eerder onderzoek is gevonden, blijkt niet te hebben plaatsgevonden. Hoewel er rond 1950 lagere dichtheden zijn gevonden, waren de aangespoelde aantallen in de tweede helft van de jaren 1950 juist hoog. De grootste afname was zichtbaar na 1964. Maar ook in de dertig jaar daarna, toen er hooguit enkele bruinvissen per jaar werden gevonden, is er nog altijd een zwak golvend strandingspatroon te zien.
Strandingen versus populatiegrootte
Een direct verband tussen het aantal strandingen van bruinvissen en de populatiegrootte is niet te leggen. Maar je kunt er, aldus de auteurs, wel vanuit gaan dat er in een grotere populatie meer dieren doodgaan. Daarom is het aantal gestrande bruinvissen te beschouwen als een relatieve maat voor de aanwezigheid.
Waardevolle gemiddelden
Vogelaars Fokko Niesen en Henk L. Kortekaas maakten onafhankelijk van elkaar vele strandwandelingen tussen Hoek van Holland en IJmuiden. Niesen deed dit in de periode 1931-1975 en Kortekaas tussen 1938 en 1958. Zij noteerden in de loop der jaren niet alleen de vondsten van bij elkaar ruim 300 dode bruinvissen, maar ook de precieze trajecten die ze hadden gelopen. Dit maakt het mogelijk gemiddelde aantallen bruinvissen per kilometer te berekenen. Dergelijke gemiddelden zijn waardevoller dan een totaal aantal dode bruinvissen op een stuk kust van onbekende lengte, omdat gemiddelden beter met elkaar kunnen worden vergeleken.
De analyse van de gegevens was mogelijk dankzij de goed bewaarde en toegankelijke archieven van vogelaars Niesen en Kortekaas, en het toont de kracht van langetermijnonderzoek.
Gehele bestand openbaar beschikbaar
Tot voor kort werden strandingen geregistreerd door Naturalis Biodiversity Center in Leiden. Ze waren online in te zien op walvisstrandingen.nl. Deze website bestaat sinds kort niet meer. Het gehele bestand, inclusief bijbehorend beeldmateriaal, is overgedragen aan waarneming.nl. Vanaf heden worden strandingen van walvissen én zeehonden bijgehouden in stranding.nl.
Lutra
Het volledige Engelstalige artikel is gepubliceerd in Lutra, het wetenschappelijke magazine van de Zoogdiervereniging. Kijk voor meer informatie op de website.
Tekst: Guido Keijl en Ben Verboom
Headerfoto: Wim Verschraegen